Bedrijven die aan morele reflectie doen, hebben we daar wat aan?

Een paar weken geleden werd de bankier Tom Hayes veroordeeld. Hayes werkte bij de Zwitserse bank UBS en maakte zich daar schuldig aan het manipuleren van de Liborrente. Een fraudeonderzoeker noemde hem ‘de Machiavelli van Libor’. Hayes zelf bekeek zijn rol anders. Hayes’ verweer kwam neer op: ik deed gewoon mijn werk. Ik dacht niet de hele tijd na over of mijn werk wel eerlijk was of niet.

In NRC Handelsblad schreef jurist Teun van der Linden daarop een opiniestuk (10 augustus 2015) waarin hij pleitte voor meer morele reflectie, vooral op de werkvloer. Denk zelf ook na over goed en kwaad. Op zich is dat geen gek idee. Het is goed om ook op de werkplek van tijd tot tijd na te denken over het goede leven – en dan met name over de rol daarin van het bedrijf of de instelling waar je werkt. Dat daar tegenwoordig weinig tijd en ruimte voor is, zoals Van der Linden stelt, wil ik best geloven. Binnen welk verband doen we nog aan bezinning? Een nuttig pleidooi wat dat betreft.

Maar de echte problemen blijven daarmee onaangeroerd. Als de suggestie is dat meer reflectie nieuwe schandalen in de financiële sector kan voorkomen, of zelfs de grotere, desastreuze maatschappelijke effecten die we in de financieel-economische crisis van de laatste jaren gezien hebben, dan wacht ons slechts teleurstelling.

Voor de crisis ontstonden in de financiële sector vormen van geld verdienen waar maar weinig mensen iets op tegen hadden. Ze leken namelijk succesvol te zijn: voor winst te zorgen. Dat is in de economie het enige dat telt. De economie is, in ieder geval in de kapitalistische economie zoals we die nu georganiseerd hebben, de plek waar winst maken legitiem is, waar het eigen belang nastreven toegestaan is, ook als dat ten koste van het belang van anderen gaat. Dat vinden we vrijwel allemaal normaal.

Hoe voorkomen we dan dat winst maken ten koste van de samenleving gaat, of dat nu neerkomt op belastingbetalers, werknemers of het milieu? Door wetten te maken. De achturige werkdag, Arbo-regels, de bescherming van het milieu – ze zijn er gekomen door bedrijven aan banden te leggen, aan de banden van wetten. Niet door meer morele reflectie van werknemers of managers of directeuren.

Waarom denk je dat de vele lobbyisten die ons land rijk is zich zo concentreren op wetgeving? Liefst in een vroeg stadium proberen ze de agenda in Den Haag te bepalen, om vervolgens de Kamerleden en partijen die wetten opstellen en bekrachtigen te bewerken. Wetten kunnen namelijk de belangen van bedrijven enorm beïnvloeden, positief en negatief.

Het zijn de belangen die tellen in de economie. Private belangen, van aandeelhouders, investeerders, financiers. Morele reflectie van mensen binnen bedrijven verandert daar weinig aan. Zelfs de goede voorbeelden van bedrijven die zich als voorbeeldige werkgever gedragen, duurzaam produceren en netjes belastingen betalen in plaats van ze te ontwijken doen daar niks aan af. Misschien hebben zij uitgebreid gereflecteerd op het goede leven of de goede samenleving, maar dat is dan toch maar toeval.

Dat is niet flauw bedoeld. In een samenleving met een kapitalistische economie is er namelijk in principe een conflict tussen streven naar eigenbelang door individuen of bedrijven en het algemeen belang van de samenleving als geheel. Sommigen menen dat dit conflict beslecht moet worden door een van beide altijd voorrang te verlenen. Maar je kunt onze moderne samenleving ook begrijpen als poging om vormen te vinden die beide laten samen gaan. Bedrijven kunnen zulke vormen zijn. Vatten we bedrijven op als collectieven van mensen die door samen te werken inkomen behalen, wat hen ieder voor zich niet lukt, waarbij ze onderling economische en andere risico’s spreiden (bij ziekte loon doorbetalen bijvoorbeeld) en daarnaast belasting betalen aan de samenleving zodat die haar belangen ook kan waarborgen, dan gaan de private belangen van ons als individuen samen met de belangen die we als samenleving hebben.

Zulke vormen moeten bij wet geregeld worden. Alleen wetten zorgen voor bindende afspraken, zodat we niet afhankelijk zijn van de toevallige goede wil van bedrijven. In de afgelopen decennia hebben we wel geloofd dat markten zichzelf konden reguleren, of op z’n hoogst sloot een sector een convenant met de overheid, op basis van vrijwilligheid. Dat kunnen we na de grootste economische crisis in decennia beter achter ons laten. Bedrijven kunnen hun goede wil tonen door in te stemmen met wetten die maatschappelijke belangen waarborgen.

Natuurlijk doet zich het probleem voor dat we in de financiële sector veelvuldig zien: bedrijven doen hun uiterste best om zich aan de letter van de wet te houden, maar steken tegen de geest van de wet hun spreekwoordelijke middelvinger op. Joris Luyendijk heeft er in zijn recente boek Dit kan niet waar zijn op gewezen: banken huren de beste advocaten in om mazen in de wet te vinden en toezichthouders te slim af te zijn door ‘innovatie’ van hun producten. Dat is een ingewikkelde kwestie, maar een ding staat vast: bedrijven kunnen zich slechts volgens de geest van de wet gedragen, als er eerst een wet is.


Arnold de Groot avatar

Deel Dit ARtikel

Verder Lezen?