Essay #2 De arbeidsmarkt in het jaar 2050

Het is het jaar 2050. Na een worsteling van een aantal decennia met de vergrijzingsproblematiek leeft de wereld inmiddels alweer een decennium met een banenoverschot.[1] Door exponentiële groei in de technologische sector zijn vele traditionele banen verdwenen, die grotendeels zijn geautomatiseerd. Het banenoverschot bestaat dan ook voornamelijk uit vacatures voor hoger opgeleiden en technologisch onderlegde werknemers. De Verenigde Staten is sinds tien jaar actief aan het rekruteren in het buitenland. Haar immigratiebeleid is 180 graden gedraaid en hoger opgeleiden in zowel Westerse als niet-Westerse landen worden gestimuleerd naar de VS te emigreren door middel van hoge salarissen en grote belastingvoordelen. Dit heeft geleid tot de zogeheten brain drain in Europa waardoor er ook in Nederland een ernstig tekort aan werknemers met de juiste vaardigheden voor arbeid in de 21ste eeuw is ontstaan.

Door de afwezigheid van een gezonde poule aan gekwalificeerde werknemers wordt het ondernemers schier onmogelijk gemaakt hun onderneming in Nederland te laten groeien. Steeds vaker kiezen ondernemers ervoor om hun onderneming naar de VS te verhuizen, daar hun producten veelal digitaal worden gedistribueerd of in lagere lonenlanden worden geproduceerd en een standplaats in Nederland dus geen specifieke geografische voordelen biedt. De gefragmenteerde Europese Unie weet geen vuist te maken tegen de geleidelijke verschraling van de economie. Alhoewel de werkgelegenheid flink is toegenomen, weet men geen kandidaten te vinden die met hun ervaring tegen de trend ingaan en de Europese economie weer laten floreren.

2050 is een moeilijk jaar voor Nederland en, des te meer, voor het deel van de bevolking dat geen gedegen opleiding heeft genoten. Onder invloed van de druk van de vergrijzing in eerdere decennia is er een aanzienlijke hap uit het sociale zekerheidsstelsel gegeten en dit gat is in de daaropvolgende decennia niet meer gedicht. De gevolgen voor deze klasse zijn catastrofaal. Een groot deel van de Nederlandse bevolking leeft onder de armoedegrens, kent grote bestaansonzekerheid en beschikt niet over middelen om zichzelf uit deze malaise te manoeuvreren.

Door technologische vooruitgang is het leven wel goedkoper geworden. Transportkosten van zowel personen als goederen zijn sterk gedaald, evenals de kosten voor productie. Het jaar 2050 markeert echter de omslag waarin de balans tussen een goedkoper leven en de inkrimping van bestaansmiddelen wordt scheefgetrokken. Er breken op grote schaal protesten en rellen uit tussen burger en overheid en de roep om een door de staat gegarandeerd bestaansminimum kan niet langer onbeantwoord blijven.

De Nederlandse overheid reageert hierop door een minimuminkomen te garanderen aan iedere burger, mits deze burger zich beschikbaar stelt voor het verrichten van werkzaamheden. Dit zal in één klap een grote schaarste aan werk binnen de publieke sector creëren waardoor de overheid, die onder invloed van Europese austerity politiek is geslonken tot een schim van het orgaan dat zij in het vorige millennium was, opbloeit en uitgroeit tot een omvang die vele malen groter is dan ooit tevoren.

De burgers die reeds in het bezit waren van een baan, zullen het basisinkomen terugbetalen middels extra belastingen, een en ander naar maatstaven van proportionaliteit. Burgers die niet in het bezit waren van een baan, krijgen de kans zichzelf opnieuw uit te vinden en zich te ontplooien binnen de publieke sector die zich razendsnel uitbreidt in vele sectoren. De overheid ontwikkeld met name veel werkgelegenheid in educatie. Het volgen van opleidingen wordt gratis en burgers worden gestimuleerd om opleidingen in deeltijd te volgen door daar een volledig basissalaris tegenover te stellen. Vanaf de basisschool krijgen kinderen veel meer aandacht omdat er per vijf tot tien studenten een leraar beschikbaar is. Lesprogramma’s zullen al veel eerder het schrijven van code incorporeren, net als dat zij de studenten zal onderleggen in de basis van techniek.

Ergens halverwege de tweede helft van de 21ste eeuw bestaat er in Nederland weer een brede technologisch geschoolde poule aan werknemers. Ondernemers vinden “the right man for the job” weer in eigen achtertuin en middels emulatie en private en publieke investeringen wordt de technologische achterstand op de VS langzaam ingehaald. Belangrijker is dat de Nederlandse burger zekerheid van bestaan kent en zich veilig voelt. De publieke sector bloeit van de productiviteit, omdat de publieke sector over zoveel handen beschikt dat de 40-urige werkweek een begrip uit het verleden is. Het werk wordt eerlijk verdeeld onder de beschikbare groep en steeds vaker lukt het individuen om een baan in de private sector te bemachtigen, dan wel parttime bij te verdienen in de private sector.

 

[1] Friedman, George – The next 100 years, a forecast for the 21st century (2009)


Stijn Kloosterboer avatar

Deel Dit ARtikel

Verder Lezen?