De nationale illusie en de Europese kans

De tragiek van de discussie over de Europese Unie is dat deze vaak een hoog alles-of-niets karakter heeft. Zo lijkt het ook gesteld met het debat over de Europese en nationale identiteit. In Europa ontbreekt een gedeelde Europese identiteit en daarom kan de Europese integratie nooit echt democratisch zijn, althans zo luidt het argument. Er is geen Europees volk, of demos, en daarom zal het met een Europese democratie wel nooit wat worden.

Die kritiek op de EU komt niet alleen uit rechts-conservatieve hoek. De Britse politiek filosoof David Miller stelt dat juist een sociaaldemocratische inrichting van de samenleving alleen mogelijk is als burgers een gemeenschappelijke nationale identiteit delen. Die identiteit vormt volgens hem de basis voor het in de samenleving vereiste vertrouwen en solidariteit. Alleen als burgers zich met elkaar verbonden voelen zullen zij de motivatie hebben om niet slechts in hun eigen belang te handelen. Alleen dan zijn sociale rechtvaardigheid en democratie mogelijk, want alleen dan zullen zij het oordeel van een meerderheid accepteren waarmee zij het eigenlijk oneens zijn, en alleen dan zal de solidariteit bestaan die sociale rechtvaardigheid mogelijk maakt.

Die argumentatie biedt weinig hoop voor de toekomst. Als een sterke Europese identiteit ontbreekt, dan is een sociaal en democratisch Europa onmogelijk. De enige conclusie die ons dan lijkt te resten, is dat Nederland zich nu beter uit de Unie kan terugtrekken.

Maar misschien is het beter om de kwestie van de nationale identiteit niet zozeer te overtrekken. Sinds Pim Fortuyn, lijken wij in Nederland naarstig op zoek te zijn gegaan naar wat onze identiteit precies is. Maar die zoektocht heeft ons geen eenduidig antwoord gegeven. We kunnen wel wapperen met de Nederlandse vlag, of van immigranten eisen dat zij slagen voor een inburgeringsexamen, maar daarmee zeggen we weinig over wat Nederland is of wat wij nu echt belangrijk vinden.

Nederlanders zijn te divers om te vatten in één eenduidige identiteit. Nederland is een democratie, en een democratie is gegrondvest op openheid, diversiteit en de mogelijkheid om steeds opnieuw de bestaande orde te ondervragen. Die openheid verhoudt zich slecht met een beroep op één gemeenschappelijke identiteit, een identiteit die debat eerder uitsluit dan mogelijk maakt. Om met de Franse filosoof Pierre Rosanvallon te spreken: “Totalitarisme begint wanneer een groep zegt:’ ‘wij zijn de gemeenschap’.”

In Nederland moeten we ons in het democratische debat juist continu afvragen wat we belangrijk vinden, daarover discussiëren en onze gemeenschappelijke beslissingen acceptabel maken voor iedereen. Daarin moet onze Nederlandse verbondenheid schuilen, niet in wat we zeggen te zijn, maar in ons politieke proces waarin we samen besluiten wat we belangrijk vinden.

Ooit zagen we daarin onze grote kracht en leken we trots op onze tolerantie. Maar toen prinses Maxima in 2007 refereerde aan deze open en diverse Nederlandse cultuur, kreeg zij voornamelijk kritiek. Tolerantie, openheid en respect voor diversiteit dat is tegenwoordig “goedbedoelde politiek correcte prietpraat”, aldus de reactie van Wilders destijds op de speech van Maxima. Voor die “politiek correcte prietpraat” hebben we echter geen overtuigend alternatief kunnen formuleren.

Misschien dat we daarom over de EU en de daaraan verbonden kwestie van identiteit iets genuanceerder en positiever kunnen nadenken. Net als in Nederland, is de afwezigheid van een eenduidige identiteit ook geen onoverkoombare hindernis voor het realiseren van een sociaal en democratisch Europa.

Dat betekent niet dat er niets mis is met de EU. De EU moet de belofte van democratie in de toekomst veel meer waar maken. Maar democratie vereist niet alleen dat burgers het voor het zeggen hebben, het vereist ook dat wat zij zeggen echt iets betekent voor de inrichting van de samenleving. Zo bezien biedt de EU democratisch gezien een unieke kans: Nederland alleen kan de crisis niet kan oplossen, de financiële sector hervormen, of een halt toeroepen aan klimaatverandering. Als we die cruciale kwesties willen oplossen dan kunnen we samenwerking in Europa niet afwijzen. Beter is het  om te werken aan een democratisch en sociaal Europa om ook in de toekomst onze idealen te verwezenlijken.

Nu deze week Willem-Alexander als koning is ingehuldigd, staat het koningshuis als symbool van de Nederlandse verbondenheid centraal. Daarmee zou je al gauw denken dat Nederland niet kan zonder een sterke gemeenschappelijke identiteit. Het was echter onze toekomstige koningin, prinses Maxima, die in 2007 al krachtig verwoordde dat dé Nederlander niet bestaat. Daarmee zette zij een stap in de juiste richting. Krampachtig vasthouden aan een onduidelijke Nederlandse identiteit in het proces van Europese integratie is een heilloze weg. Reflecteren over wat we echt belangrijk vinden en ernaar streven dat ook in Europa te realiseren is de weg vooruit.


Nik-Jan de Boer avatar

Deel Dit ARtikel

Verder Lezen?