Een keerpunt in het immigratiedebat?

De gemeenteraadsverkiezingen hebben tot een nieuw dieptepunt in de landelijke politiek geleid. Door zijn aanhangers minder Marokkanen te laten scanderen heeft Geert Wilders een nieuwe grens overschreden. De vorm van de boodschap is volksmennend en opruiend; de inhoud is haatdragend, discrimineert en sluit mensen uit op basis van enkel hun afkomst. De bestaande politieke partijen – de PvdA voorop – dienen zich niet opnieuw te verliezen in meebuig-politiek maar een duidelijke streep in het zand te trekken. Niet slechts ‘in debat blijven’, zoals Pechtold voorstelt (Volkskrant 24-3), maar de discussie kantelen.

Politieke verantwoordelijkheid
Wilders is namelijk hard bezig de verantwoordelijkheid van politici uit te hollen. Afgelopen vrijdag was het de internationale dag tegen racisme en discriminatie. Al bij het instellen van deze dag erkenden de Verenigde Naties dat politieke leiders een sleutelrol innemen in de strijd tegen racisme, discriminatie, vreemdelingenhaat en intolerantie. Ze hebben een voorbeeldfunctie en moeten al hun macht aangrijpen om uitwassen te bestrijden. Het is daarom diep teleurstellend dat Wilders deze verantwoordelijkheid niet voelt.

Wilders stelt het recht op vrijheid van meningsuiting consequent gelijk aan een niet bestaand recht om te discrimineren. De afweging van rechten, plichten en vrijheden in een land is één van de primaire taken van onze politici. De vrijheid van de één beperkt tenslotte die van die ander. Als Wilders hierin een uiterste positie inneemt, dan moet hij ook de afwegingen die hiertoe hebben geleid verantwoorden. Maar ook daarin schiet hij tekort, hij weigert in debat te gaan. Het gevolg is dat Wilders zelf, en in zijn kielzog de door hem goedgekeurde Nederlanders, zijn eigen vrijheid en rechten uit kan oefenen om die van anderen te beperken. Gelijkwaardigheid, debat en bescherming van minderheden zijn alle drie fundamenten van de democratie. Deze fundamenten kunnen niet functioneren zonder wederzijds respect.

De verantwoording die Wilders wel gaf in de eerste dagen na het incident getuigt vooral van – inderdaad – miezerigheid. “Als u goed geluisterd heeft dan weet u dat ik niets gezegd heb dat niet kan, maar enkel een vraag heb gesteld” – het klinkt als een puber die zich bij het schoolhoofd staat te verdedigen maar weet dat hij verkeerd zit. Ook zijn latere ‘nuancering’ (“ik bedoelde criminele Marokkanen”) is weinig meer dan een ordinaire schaamlap. Wilders zei die avond in Den Haag namelijk iets anders.

Mee-buig politiek
Tegelijkertijd is de ongemakkelijkheid waarmee de overige politieke partijen (en ook de PvdA) hiermee omgaan veelzeggend. Bij de reacties uit de politiek op de provocaties van Wilders spelen ook electorale motieven nog te vaak een rol. Om in het vijvertje PVV-stemmers te kunnen blijven vissen komt men van VVD tot SP tegemoet aan door Wilders aangewakkerde sentimenten. Het gebrek aan een eigen visie hierop is teleurstellend. We mogen van politici verwachten dat ze de vlaggendragers van de rechtstaat zijn, én van de rechten en plichten die in Grondwet zijn vastgesteld. Definieer als politici een streep in het zand en betrek daarin stelling. Dat de meebuig-politiek niet werkt heeft het CDA inmiddels wel bewezen.

De PvdA is daarbij afgegleden van het verhaal dat de kern uitmaakt van de sociaal-democratie. De oververtegenwoordiging van ‘Marokkanen’ in criminele lijstjes vindt natuurlijk haar oorsprong in de sociaal-economische omstandigheden waar veel van hen in opgroeien. Niemand durft dit nog uit te spreken sinds Fortuyn dit tot het summum van politieke-correctheid bestempelde. Maar dat maakt het niet onwaar. Inmiddels is het politiek correct om te zeggen dat Marokkanen een ‘etnisch monopolie’ op geweld hebben: we zijn duidelijk doorgeschoten.

Met zijn acties op de verkiezingsavond overschreed Wilders een grens. Hij wekt meer en meer de indruk van een radicaliserende en wereldvreemde man. Tegelijkertijd moeten we erkennen dat ook andere Europese landen te kampen hebben met extreem-rechtse partijen, die in sommige gevallen de grens nog veel verder oprekken. Het is dus onzin om te verwachten dat er geen nieuwe provocaties – nog feller en discriminerend– zullen komen.

Die glijdende schaal zit al in het immigratiedebat sinds het door Bolkestein op de kaart werd gezet. Bolkestein, Fortuyn, Verdonk en Wilders: ze zijn allen voor vreemdelingenhater uitgemaakt en allen gingen ze een stap verder dan hun voorganger. Dat Fortuyns uitspraken met terugwerkende kracht relatief mild lijken is veelzeggend. Het is vooruitgang dat zaken die in de jaren negentig taboe waren nu benoemd kunnen worden. Maar kennelijk is de ophef-en-vervolgens-meebuigen strategie onvoldoende: het is appeasement zonder eindstation. Wederom lijkt het dus wachten tot de overtreffende trap, waarbij de grens opnieuw gezocht en verschoven wordt.

Het is tijd voor een keerpunt en dat vraagt om standvastigheid van verantwoordelijke politici. De eerste mogelijkheid voor verandering dient zich 22 mei aan. Want ook de Europese verkiezingen zullen uiteindelijk gewoon weer over de stemming in Nederland gaan. Wij hopen dat de uitspraken van Wilders ook een ommekeer kunnen zijn. Een terugkeer naar een politiek waarin discussie en het oplossen van problemen weer de boventoon voeren en niet het schreeuwen en meeschreeuwen dat het vertrouwen in de politiek ondermijnt.

Dit artikel werd gezamenlijk geschreven door het bestuur van JongWBS


Jong WBS avatar

Deel Dit ARtikel

Verder Lezen?