Essay #1 De Operariis Modernicus

Voor de Zomerschool 2015 was het thema ‘De arbeider van de 21ste eeuw’. De deelnemers werd gevraagd om een essay hierover te schrijven. De komende weken zullen wij deze publiceren. Vandaag beginnen we met het winnende essay  van Frank van de Wolde over robotisering.

Gisteren was ik in de dierentuin van Madrid. Op het informatiebordje bij de chimpansees las ik dat deze mensapen zeer intelligente dieren zijn: “ze gebruiken gereedschap en groepen vertonen cultuur.” Met ‘cultuur’ werd een vorm van groepsleren bedoeld. Ik wil cultuur echter breder trekken, dus dicht ik onze zwarte neefjes ook een andere vorm van cultuur toe: ontspanning.

De dierentuin van Madrid handhaaft dus het gebruik van gereedschap en het bestaan van cultuur als belangrijke graadmeters voor de intelligentie van een soort. Als we de bron even buiten beschouwing laten, wat zegt dit dan over de “Operariis Modernicus” – de Moderne Arbeider?

Met wasmachines tot aan knuffelbeertjes met ingebouwde computerchips, van smartphones tot aan robotgrasmaaiers: fysieke en mentale arbeid wordt snel maar zeer zeker door machines vervangen. Kortom: meer mensen met meer verbinding betekent op dit moment dat wij als beschaving sneller leren dan dat we ooit hebben gedaan en zodoende ook meer gereedschappen ontwikkelen. Volgens onze eigen graadmeter zijn wij de slimsten op aarde: wij hebben nu zelfs ons gereedschap ’aangeleerd’ te leren. Het gaat ons goed.

Maar wat betekent het uiteindelijk voor de samenleving als wij deze lijn doortrekken? Volgens mij betekent dit het volgende:

  • zonder begrenzing zullen we ons milieu onacceptabel beschadigen;
  • we zullen als samenleving een nieuw antwoord moeten bedenken op de vraag: “wat doe jij in je dagelijks leven?”;
  • we zullen een nieuw systeem voor welvaartsverdeling moeten ontwikkelen;
  • we zullen een nieuwe waardering moeten vinden voor ‘ambachtelijk werk’.

Inderdaad, ik stel dat machines arbeiders zullen vervangen. De Operariis Modernicus zit spoedig werkloos thuis, op zoek naar een andere dagbesteding. Daarbij heb ik drie argumenten: ten eerste, computers en machines hoeven werk alleen maar goedkoper te doen dan wij het kunnen om ons te vervangen. Ten tweede, ik geloof dat uiteindelijk bijna elke klus gedaan kan worden door machines. Ten derde, het leervermogen van machines blijft exponentieel groeien.

Maar, als de machines al ons werk gaan doen, hoe “verdienen” wij dan ons geld, van wie zijn al die machines dan en wat doen we dan met al onze tijd? Dit is het moment waarop ik het ‘universeel basisinkomen’ uit de hoed wil trekken en Piketty wil gaan parafraseren om tot de uiteindelijke oplossingen op die vragen te komen. Ik weersta die verleiding echter en laat dit over aan mijn zeer capabele collega’s. Wel wil ik het over een, volgens mij, dieper, filosofisch vraagstuk hebben: als machines al ons werk gaan doen, inclusief het beheren van al het kapitaal, wat is dan nog de toegevoegde waarde voor de samenleving dat één individu of rechtspersoon gecompenseerd wordt voor een bepaalde economische activiteit?

In het huidige systeem is het zo geregeld dat een ondernemer gecompenseerd wordt voor het risico dat hij of zij loopt. Risico op bijvoorbeeld faillissement door een niet-voorzien probleem. Maar als al het werk gedaan wordt door computers – inclusief het nemen van beslissingen – wat is dan nog de toegevoegde waarde voor de maatschappij om deze verantwoordelijkheid niet collectief te dragen, maar in de schoenen te schuiven van een select groepje? Als er geen mensenhand te pas komt aan de onzichtbare hand van Adam Smith, wat is dan de staat van het kapitalisme?

Ik geloof dat allerhande middelen uiteindelijk gecollectiviseerd dienen te worden omdat er anders een ongeëvenaarde ophoping van kapitaal ontstaat en een torenhoge werkloosheid optreedt, die samen zullen leiden tot onhoudbare spanningen binnen de samenleving.

Na collectivisering zou het uiteindelijke plaatje er als volgend uit moeten zien: ten eerste, computers verzorgen productie, waarbij de uiteindelijke toegevoegde waarde gedeeld wordt door de samenleving. Ten tweede, diensten die niet vervangen kunnen worden door machines kunnen leiden tot een hoger aanvullend inkomen – denk hierbij bijvoorbeeld aan ambachtelijk werk en geestelijke zorg. Ten derde, de “echte prijs” van producten zou zo ver mogelijk doorgerekend moeten worden aan de klant om zodoende een zo duurzaam mogelijke consumptie te stimuleren. Ten vierde, de besluitvorming en algoritmen die de uiteindelijke allocatie  van middelen bepaalt, zou zo transparant en democratisch mogelijk tot stand moeten komen. Ten vijfde, opt-outs uit verschillende collectieve programma’s moeten mogelijk zijn om persoonlijke vrijheid te garanderen. Via een dergelijke inrichting van onze maatschappij zouden wij onze samenleving gelijkwaardiger, duurzamer en tegelijkertijd vrijer maken.

Voor de Partij van de Arbeid zie ik in dit geheel dan ook de volgende kansen:

  • om zichzelf te blijven inzetten voor gelijkheid van kansen in de samenleving;
  • om zichzelf te blijven inzetten voor persoonlijke vrijheid;
  • om zichzelf te herontdekken in een wereld waar arbeid een steeds minder centrale rol zal spelen;
  • om technologie pragmatisch te omarmen en er niet van in de kramp te schieten;

Dan rest het mij alleen nog maar om te beantwoorden wat de Operariis Modernicus moet doen met al zijn nieuwe vrije tijd.

Wat een vervelende, nare vraag om mee te blijven zitten. Ik ga denk ik nog maar een drankje doen op het Plaza Mayor.


Frank van de Wolde avatar

Deel Dit ARtikel

Verder Lezen?