Hoe Sociaaldemocratisch is de Participatiewet?

Hoe Sociaaldemocratisch is de Participatiewet?

Samen met expert Nils Nijdam van de nieuwe generatie keek Jong WBS naar het ontstaan en het sociaaldemocratisch gehalte van de Participatiewet. Dit is een verkorte weergave van wat er besproken is.

Wat is er gebeurd?

De Participatiewet werd geïntroduceerd samen met twee andere grote wetten als onderdeel van de decentralisatieoperatie van Kabinet Rutte II. De andere twee wetten betreffen de WMO 2015 en de Jeugdwet. Alle drie wetten beslaan het sociaal domein. De decentralisatie zelf legde de verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de wetten bij de gemeenten. Ook ging dit gepaard met een zogenaamde taakstelling. In totaal werd er van rijkswege ca. € 10 miljard aan rijksuitgaven overgedragen aan de gemeenten. De taakstelling was in dit geval een bezuiniging. Het rijk gaf voor de operatie meer geld uit aan dezelfde doelen.

Historisch perspectief

Halverwege de 19e eeuw (en daarvoor) zijn operaties in het sociaal domein voornamelijk te vinden bij lokale wethouders en de charitas. De eerste stappen binnen het sociaal domein vanuit het rijk kwamen pas in 1901 met de introductie van de Woningwet. Vanaf deze tijd zien we een ontwikkeling waarin er steeds meer verantwoordelijkheden binnen het sociaal domein bij de rijksoverheid komen te liggen. Deze ontwikkeling bereikt haar hoogtepunt in de jaren 70 van de 20e eeuw.

Het decennium daarna ziet een kentering. De saneringskabinetten Lubbers tonen een afkeer van de ‘verzorgingsstaat’. Deze periode wordt gekenmerkt door het afstoten van taken naar lokale overheden. Het land moest ’terug’ naar de actieve ondernemende burger. De klassieke verzorgingsstaat was te onbepaald en niet te bekostigen. Er moest afscheid worden genomen van het idee dat ‘Vadertje Staat’ verantwoordelijk was voor zorg van-wieg-tot-graf.

De historische ontwikkeling van het begrip Participatie

De Participatiewet dankt haar naam aan de (her)introductie van het begrip Participatiesamenleving. Dit begrip werd in 2013 bij monde van de Koning in zijn troonrede voorgelegd aan Nederland. De gedachte achter de Participatiesamenleving is dat de burger ‘weer’ in zijn of haar kracht moet worden gezet. De mentaliteit was er een van ‘eigen verantwoordelijkheid’ en ‘kansen pakken’. Zo zien we een beweging, die begint in de 19e eeuw. Van Nachtwakersstaat, via Vadertje Staat naar de Participatiesamenleving. De eerste tekenen waren er al met de introductie van de Wet Werk en Bijstand. De gemeenten stonden dichter bij de burger, en moesten dus maar zorg gaan dragen voor de uitkeringen van langdurig werklozen. Dit heeft al gezorgd voor verschillen in uitvoering per gemeente.

De uitvoering van de Participatiewet.

2015 was het transitiejaar: de daadwerkelijke overdracht van uitvoerende naar de gemeenten (onder tijdsdruk, en met minder middelen). Politieke sturing van en controle op de decentralisaties was ‘vers’ maar zeer actief. De uitdagingen van deze transitie beginnen echter na een jaar duidelijk te worden. De grootte en de slagkracht van gemeente tot gemeente verschilt en dus ook de uitwerking van de nieuwe taken. De uitdaging is voor gemeentelijke professionals om maatwerk te (kunnen en mogen) leveren. De Participatiewet verplicht gemeenten ertoe veel vast te leggen in verordeningen. Dit kan afhankelijk van de capaciteit van de gemeente het maatwerk in de weg zitten. Ten eerste omdat de gemeenten weinig eigen inkomsten hebben die niet afkomstig zijn van het Gemeentefonds. Er zijn dus maar weinig andere geldstromen om extra beleidskosten op te vangen die kwamen kijken bij de decentralisaties buiten het Gemeentefonds, de decentralisatiebudgetten, de inkomsten uit OZB en wellicht parkeergelden.

Ten tweede de personele capaciteit. Deze kan in vergelijking tussen kleine(re) en grote gemeenten significant zijn ten opzichte van de dienst die ze de burger kunnen verlenen. Kleine gemeenten zien zich dus vaak genoodzaakt om diensten in te kopen bij grotere buurgemeenten. Dit kan problemen geven als er politieke verschillen zijn tussen de twee. De raad en college van een kleine gemeente kan bijvoorbeeld een ruimere uitvoering van de Participatiewet kiezen. Maar als zij afhankelijk is van de ingekochte dienst van een grote buurgemeente die een andere uitvoering heeft gekozen, kan er dus een democratisch tekort ontstaan.

Voor sociaaldemocraten, zeker als zij verkozen zijn in de gemeenteraad of college, is er dus een belangrijke taak weggelegd voor het borgen van een sociale uitvoering van de Participatiewet.

 

 


Lucas Van Bilderbeek avatar

Deel Dit ARtikel

Verder Lezen?