Ongelijkheid in Parijs

Het ene hippe winkeltje volgt het andere op in de Afrikaanse wijk Montmartre, het 18e arrondissement in Parijs. Al drentelend kom je als vanzelf aan de voet van oneindig hoog lijkende trappen, die via de Sacre Coeur tot aan de hemel rijken. Het uitzicht vanaf de Sacre Coeur over een verlicht Parijs in het schemer is hemels, anders kan ik het niet noemen. De Sacre Coeur zelf is een fenomenaal gebouw, dat overigens pas begin 20e eeuw is gebouwd. Een ietwat bozige, maar vooral enorm grote, Jezus beziet de bezoeker op elke stoel en in alle niches. De kaarsjes, een kleine voor 2 euro, een grote voor 10, verlichten de randen van het godshuis. Toch is het een vreemde gewaarwording dat tijdens de dienst nog geen kwart van de stoelen bezet is door gelovigen. Als je naar buiten loopt word je direct geconfronteerd met een ander Parijs. Een bedelaar mompelt een verzoek om geld, straatverkopers bieden hun waar aan en slimme jongeren proberen je via trucs wat geld (of een portemonnee) afhandig te maken. Over dit Parijs en het verhaal hierachter wil ik het met u hebben.

Zoals een echte toerist betaamt start een bezoek aan Parijs bij de Arc de Triomph. Vanaf daar kan je over de Champs Elysées de ene nog duurdere winkel na de andere passeren. Het zal deels aan mijn gebrekkige mode kennis liggen, maar ik ontwaar toch sterke overeenkomsten in de stijlen die worden aangeboden: donker en weinig gewaagd. Het burgerlijke chique straalt er vanaf. Het zijn bovendien bijzonder veel concept stores die men hier aantreft, veel H&M, Zara, Massimo Dutti en Starbucks winkels – ieder zijn smaak. Overal ter wereld hetzelfde aanbod is wellicht efficiënt, maar weinig interessant. De galeries en warenhuizen op Boulevard Hausmann overtreffen het begrip kitsch door begin november alles te versieren met knipperende lichtjes, met ­ naar ik vermoed ­ de bedoeling om de kerstsfeer en kerst koopwoede alvast wat op te wekken.

Zoek je iets anders, iets meer vintage, dan kun je naar Le Marais met de Joodse straat, de falafel tentjes en tweedehands winkeltjes. Iedereen doet zijn best de bezoeker het naar zin te maken en een gevoel van een authentiek Parijs mee te geven. Het moet gezegd, van aankleding weet de Parijzenaar alles. De etalages en vaak de mensen in de winkels zelf ook, zijn prachtig aangekleed en ingericht. Ze lokken je als vanzelf naar binnen. Toch valt op dat niet veel afwijkt van het aanbod in andere Europese steden, de vintage winkeltjes met hun Adidas jasjes en de ‘originele’ producten in andere winkels, zoals de macarons.

Om vanuit Boulevard Hausmann het snelst in Le Marais te komen moet je de metro pakken. Met de auto kan je veel zien in Parijs, je staat namelijk meestal stil, maar snel is het niet. Nu is de metro per definitie een droevige plek om te zijn. Er hangt altijd een nare geur, alsof ellende een geur heeft. Het is de meest efficiënte manier om mensen in een grote stad te vervoeren, maar ook de minst aantrekkelijke. Niemand heeft ooit de moeite genomen om van het metrogebruik iets aangenaams te maken, ook in Parijs niet.

Als je in de metro om je heen kijkt zie je de echte bewoners van Parijs. Vermoeide gezichten. Vermoeid door het leven, door de stad, door de stress en wellicht ook vermoeid door al die mensen om hen heen. Zwoegend met plastic tassen vol met geheimzinnige dingen, opnieuw gewikkeld in plastic. Wat zouden al die mensen toch doen? Waaraan zouden al die mensen toch denken? Het zijn deze gewone mensen die achter de kassa staan in de chique galeries en warenhuizen. De mensen die de kleding niet kunnen kopen die ze verkopen.

Frankrijk heeft meer dan 3 miljoen werklozen, wat bijna 11% van de beroepsbevolking betekent in het derde kwartaal van 2013. De jeugdwerkloosheid schommelt rond de 25%. We hebben meestal de VS voor ogen als we over ongelijke verdeling van welvaart spreken en dat is terecht. De armste helft van de Amerikaanse bevolking heeft 2% van het collectieve vermogen en de rijkste 10% bezit 75% van dit vermogen (zie deze infografic van Mother Jones). In Frankrijk (alsmede Nederland en Duitsland) is het beeld eveneens die kant op aan het veranderen. De armste helft bezit eveneens 2% van het vermogen en de rijkste 10% heeft 60% van het vermogen in bezit (zie dit informatieve stuk van econoom Ad Broere op Joop).

De Europese Unie en leiders van de Europese landen hebben hun mond vol over de bestrijding van jeugdwerkloosheid om een verloren generatie te voorkomen. Een veel groter probleem is echter de ongelijke verdeling van inkomen. Als hard werken de maatstaf zou zijn voor de hoogte van een beloning, zoals nog wel eens gepredikt wordt, dan zou de medewerker in de zorg of een schoonmaker het hoogste salaris hebben en een kantoorklerk het laagste. Het is echter precies andersom.

Als Europa iets wil betekenen voor het welzijn van haar burgers, in plaats van voor het welzijn van de binnen de Europese (belasting) grenzen opererende bedrijven dan moet zij het aandurven om de spreiding van kennis, macht en inkomen tot de peilers van haar beleid te maken (wat hoogleraar Bas van Bavel in 2011 ook al deed op Sargasso).


Micha Lubbers avatar

Deel Dit ARtikel

Verder Lezen?