Ontwaakt, verdoemden in wurgcontracten! Of: wat er van waarde is aan het nieuwe auteurscontractenrecht

Per 1 juli is een – voor creatieven als schrijvers, muzikanten, ontwerpers en acteurs zeer belangrijk – wetsvoorstel ingegaan. Er zijn nog weinig hanen zonder afgeschudde rode veren die erover kraaien. Misschien is dat te danken aan de voornamelijk positieve onderdelen, maar juist daarom mogen we er best trots op zijn. In dit stuk leg ik de wettelijke veranderingen langs de meetlat van de sociaaldemocratie.

In de aanloop naar de behandeling in beide Kamers der Staten-Generaal heb ik geïnteresseerd de ontwikkelingen gevolgd. Dit komt voornamelijk doordat ik veel creatieven persoonlijk ken, die niet zo sterk in hun schoenen staan wat betreft hun rechten kennen en het ook lastig vinden daarvoor op te komen. Kijk, je bent als maker voornamelijk maker. De kunsten en de commerciële markt zijn niet altijd elkaars tegenpolen, maar wel is het zo dat creatieven vaak niet deze sector ingaan om te ondernemen en alles te weten over kleine lettertjes. De maker gaat naar instanties als uitgeverijen,  platenmaatschappijen en mediabedrijven toe om het grotere publiek te bereiken en is zodoende afhankelijk ervan. Voor die exploitant, of in ieder geval diens legal department, is de juridische kant wel bekend terrein.

Persoonlijk ben ik best blij dat dit wetsvoorstel erdoor is, maar ik vind het wel belangrijk om aan te geven waar nog verbetering mogelijk is. Ook is het nog onbekend hoe deze aanpassing van de wet daadwerkelijk in de praktijk haar uitwerking zal hebben. Eerst zijn uiteenzetting en verduidelijking nodig.

Auteurscontractenrecht en de wet op naburige rechten

Het wetsvoorstel voegt een regeling rondom het exploitatiecontractenrecht toe. Daarin wordt een aantal maatregelen geformuleerd die acteurs, muzikanten, schrijvers, ontwerpers etc. beter kunnen – of in ieder geval zouden moeten – beschermen tegen de marktmacht die grote exploitanten hebben. Kortgezegd wordt het lastiger gemaakt om wurgcontracten op te leggen en de maker wordt beschermd tegen valkuilen die volgen uit een gebrek aan juridische kennis. In landen als Frankrijk, Duitsland en België werd deze bescherming al jaren geleden ingevoerd.

Voorafgaand aan de indiening en behandeling van het wetsvoorstel is er uitgebreid over gesproken en gelobbyd vanuit de creatieve sector. Mooi om te zien hoe de creatieven zich verenigd sterk gemaakt hebben voor deze rechten. Ter illustratie van de soms schrijnende situatie is er vanuit Platform Makers – het samenwerkingsverband van de belangen- en beroepsorganisaties – een boekje gepubliceerd met gevallen uit de praktijk: Makers aan het woord. Die uitgave ging gepaard met de petitie Mensen die Maken wil je niet Breken.

Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer waren niet alle partijen vertegenwoordigd; een vrij minimale opkomst. Wel was het goed om te zien dat alle aan het beraad deelnemende fracties (VVD, PVV, PvdA, SP en D66) het erover eens waren dat professionele makers een sterkere arbeidspositie verdienen. Iedereen die deelnam aan de stemming over het wetsvoorstel stemde vóór (148 handjes in de lucht). Tijdens de behandeling in de Eerste Kamer had zelfs geen enkel lid echte bezwaren, waardoor het wetsvoorstel zonder stemming is aangenomen. Maar wat gaat er nu, althans minimaal juridisch-theoretisch gezien, veranderen? En in hoeverre sluiten de implicaties daarvan aan bij sociaaldemocratische waarden? Een toets.

Samenvatting van de veranderingen

JongWBS auteurscontractenrecht illu 2

1: Bij het verlenen van een exclusieve licentie gelden voortaan dezelfde eisen als bij een overeenkomst waar het auteursrecht wordt overgedragen.

Je dient op papier of digitaal een overeenkomst (akte) op te stellen over de voorwaarden als je een deel van je rechten uit handen geeft. Eerst gold dat alleen wanneer het auteursrecht werd overgedragen, en niet als je een exclusieve licentie met een bepaalde exploitant afsprak. Dat is nus wel het geval, bijvoorbeeld wanneer alleen een bepaalde krant jouw artikel mag publiceren maar dat voor de rest alle rechten bij jou als maker blijven.

JongWBS auteurscontractenrecht illu 3

2: Er worden zeven bepalingen over de exploitatieovereenkomst opgenomen in de Auteurswet.

De belangrijkste daarvan is het recht op een billijke vergoeding. Alleen: wat als billijk wordt gezien is niet wettelijk vastgesteld en hangt af van concrete omstandigheden. Ook schrijft de minister in de toelichting dat de vergoeding op nul gezet kan worden. Het gaat er hier voornamelijk om dat een onredelijk lage vergoeding de uitzondering moet worden en niet de regel. In de creatieve industrie wordt nogal weleens verwacht dat mensen “omdat het leuk is” gratis werken en schijnbaar kan “nul” ook als redelijk worden gezien. Dat de vergoeding billijk dient te zijn geldt trouwens ook als er wel werk geëxploiteerd wordt maar er geen contract is opgesteld.

Wanneer bijvoorbeeld een boek onverwacht een groot succes blijkt te zijn, heeft de maker daarvan vanaf nu alsnog recht op een aanvullende vergoeding, ook al is er een slecht contract ondertekend. De bestsellersbepaling moet tegengaan dat de exploitant gigantisch aan jouw succesvolle werk zou kunnen verdienen zonder dat jij daarvoor een evenredige vergoeding voor zou krijgen.

Mocht er niks of weinig met je werk gedaan worden dan kun je je beroepen op de non uses-bepaling en je rechten terugvorderen. Daarbij moet er aan de maker inzicht worden gegeven in de manier waarop het werk geëxploiteerd is, zodat die weet wat ermee gebeurd is.

Een compleet nieuwe toevoeging is de mogelijkheid om een eventueel beding waarin voor een onredelijke termijn aanspraken worden verleend op toekomstig werk te kunnen vernietigen, net als andere onredelijke bezwarende bedingen. Dit kan bijvoorbeeld beginnende artiesten ondersteunen die zo niet gedwongen worden om hun hele leven aan een bepaalde platenmaatschappij vast te zitten. Ook heeft de maker net zo veel rechten als de exploitant om de overeenkomst tussentijds op te zeggen.

JongWBS auteurscontractenrecht illu 4

3. Binnen de filmindustrie krijgen de belangrijkste makers van een werk recht op een proportionele vergoeding bij overdracht van rechten aan de producent.

Zo kunnen hoofdrolspelers, regisseurs en scenarioschrijvers fatsoenlijk delen in de opbrengsten van de exploitatie van de film. Dit betekent een wijziging van het filmauteurscontractrecht en bepaalde vergoedingen zullen voortaan door de collectieve beheersorganisatie rechtstreeks bij de exploitant worden geïnd.

Kernwaarden

Wanneer we de implicaties van dit wetsvoorstel langs de meetlat van de sociaaldemocratie leggen komt het wetsvoorstel voornamelijk ten goede aan de kernwaarden goed werk en bestaanszekerheid. Toch wil ik ook kort iets zeggen over verheffing en binding in dit kader. Wat die beide gemeen hebben in de het creatieve vak heeft te maken met een schakeling: van maker naar maatschappij. Op beide niveaus spelen deze waarden een rol, maar op het tweede niveau kunnen die gefaciliteerd worden door de ontplooide en geëngageerde maker.

De precieze waarde van een werk in de creatieve sector is moeilijk aan te geven. Alhoewel commercieel interessante creaties niet altijd de meest waardevolle voor de maatschappij zijn, wordt de waarde vaak gemeten aan de hand van de hoogte van de winst – en ook nog even op korte termijn graag, ja. Toch zouden andere typen makers ook in staat moeten blijven om werk te maken – of dat nu maatschappijkritisch, verluchtend of autonoom is – en daarvoor gewaardeerd te worden.

Continue verbetert de maker zichzelf zijn werk: vanuit een passie of drang, via cursussen en workshops en via het aanleggen van een professioneel netwerk. Hierdoor verbindt hij zich met de gemeenschap om zich heen. Tenminste, als die daar de ruimte voor kan nemen. Vervolgens kan de maatschappij meeliften in deze ontwikkeling: het werk laat anderen nadenken over iets waar ze normaal niet bij stil staan; het verwondert, inspireert, verbindt. Als iemand zich als maker kan ontplooiien, komt dat ook anderen ten goede, iets wat past binnen het maatschappelijk beschavingsideaal. Door de positie van de creatief te verstevigen draagt deze nieuwe wet hopelijk bij aan de continuïteit van die ontwikkelingen. Door de individuele maker te steunen helpen wij onszelf als samenleving verder.

Goed werk

Goed werk is een pijler in het leven die zeker van waarde is: fatsoenlijke arbeid en daar ook waardering en respect uit kunnen halen. Vanuit het perspectief van de arbeidersparticipatie kan de maker zich gewaardeerd voelen om diens werk. Wanneer de positie van de individuele maker aan de onderhandelingstafel versterkt wordt, kan diegene beter opkomen voor de eigen rechten. Hopelijk leidt dit op de langere termijn tot een verbetering van de arbeidsomstandigheden en ook voor passende waardering, zodat exploitanten het überhaupt niet meer aandurven om iemand een wurgcontract aan te smeren.

Net als het arbeidsrecht zorgt het Auteurscontractenrecht in zekere zin voor bescherming. De werkgever staat altijd relatief sterker dan de werknemer, zoals dat geldt voor de exploitant ten opzichte van de maker. Alhoewel er ondanks de crisis nog steeds veel geld verdiend wordt in de creatieve sector, komen die vergoedingen vaak onvoldoende terecht bij de werkelijke makers. Menselijke waardigheid en respect voor ambachtelijkheid, vakmanschap en beroepseer komen steeds minder tot hun recht en creëren (zelfs dat van commercieel interessante content en objecten) dreigt een hobby te worden. Dit zou de mogelijkheden tot zelfstandigheid en ontwikkeling beperken.

De vergoedingen kunnen nu nog altijd op nul worden gezet en toch billijk genoemd worden, terwijl goed werk ook een goede vergoeding verdient. Als het toegankelijker gemaakt zou worden om afspraken te maken over minimumvergoedingen en wat billijk is per sector, zou er daadwerkelijk iets gedaan kunnen worden om de exploitanten een stok achter de deur te houden en aan de onderhandelingstafel te krijgen. Ook de Mededingingswet zit nog altijd dwars, of althans, volgens de Autoriteit Consument en Markt. Er wordt gevreesd voor kartelvorming, alsof creatieven zich niet mogen verenigen in een gezamenlijk front. In de praktijk verbiedt de interpretatie van het ACM beroepsorganisaties om adviestarieven te publiceren en prijsafspraken te maken. Dit is krom, omdat de Mededingingswet bedoeld is om te grote machtsconcentraties tegen te gaan. Het ACM zou naar mijn mening beter kunnen kijken naar de huidige verhoudingen en de onevenredig grote invloed van de exploitanten. Een manier om verdere groei van die machtconcentratie tegen te gaan is de andere partij aan de tafel, de makers, meer houvast te geven.

Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer stelde Oosenbrug (PvdA) de vraag waarom er geen uitzondering werd gemaakt op het mededingingsrecht voor tariefafspraken, zoals in Duitsland het geval is. Staatssecretaris Teeven antwoordde dat het zou kunnen dat sommige afspraken toch in strijd met het Europese mededingingsrecht zijn. Daardoor zou het uiteindelijk te weinig betekenen voor de makers en exploitanten. Van Dijk (SP) diende een motie in om te stimuleren dat exploitanten en makers zo snel mogelijk met elkaar zouden gaan onderhandelen om passende tarieven vast te stellen. Dat werd vervolgens ook gesteund en meegenomen. Theoretisch gezien kunnen er nu dus minimumvergoedingen vastgesteld worden, wat een goede ontwikkeling is, maar de manier waarop is onnodig zeer omslachtig. Een directere mogelijkheid om als collectief te onderhandelen over zowel prijsafspraken als adviestarieven zou beter zijn.

Bestaanszekerheid

Een belangrijk ander concept van waarde is bestaanszekerheid. Goed creatief werk, zoals hierboven beschreven, draagt daar voor een groot deel aan bij. Alhoewel er meer is in het leven dan geld, kan financiële zekerheid – bijvoorbeeld door billijke vergoedingen – wel ruimte en mogelijkheden scheppen. Sociaaldemocratie zou meer moeten staan voor vrijwaring van uitbuiten van de individuele maker dan deze over te laten aan de machtsspelletjes van de vrije markt.

Veiligheid is ook relevant voor bestaanszekerheid, in de sociale zin: spanningen, maatschappelijke en mentale onzekerheden kunnen door bestaanszekerheid worden tegengegaan. Niet iedereen is weggelegd voor ondernemen, en je ziet nu ook in de gezondheidszorg problemen rondom stress en burn-outs groeien door de steeds grotere vraag naar flexibiliteit. Deze ontwikkeling is zeker belangrijk om in de gaten te houden nu er steeds meer ZZP’ers komen. Wij zijn de toekomst, toch Halbe? Dan mogen die rechten en posities zeker verstevigd worden, nietwaar? Door afspraken vast te leggen en door de extra bepalingen in deze wet kan er nu vaker in het voordeel van de maker worden besloten bij een gerechtelijk geschil. Daardoor ben je niet de speelbal in de handen van de exploitant maar heb je aanspraak op je eigen rechten en zelfstandigheid.

Even een gevalletje ‘hoe het niet moet’: de Persgroep liet op een omslachtige, slecht aangekondigde manier weten dat ze de aankomende verstevigde positie van hun freelancers ging marginaliseren. Nieuwe algemene voorwaarden, over een paar procenten vergoeding voor een onevenredige hoeveelheid exploitatierechten meer, eenzijdig opgesteld vanuit de kant van de Persgroep.  Het leek eerder een krampachtige reflex op het wetsvoorstel dan een blijk van waardering voor het werk van hun freelancers. Exploitatie voor een schijntje is uitholling van de bestaanszekerheid van de maker, doordat die afhankelijk is van zijn of haar auteursrecht. Daarbij werden alle freelancers niet als individuele bedrijven benaderd maar kreeg men massaal als eenzelfde soort medewerkers, zonder inspraak, zonder mogelijkheid tot onderhandelingen, te horen dat de voorwaarden gingen veranderen. Een schande. Bovendien was dit in tegenspraak met het collectieve beheer van rechten zoals Pictoright en LIRA die verzorgen.

Schijnzelfstandigheid staat recht tegenover bestaanszekerheid. Je dient allerlei rechten op te geven, flexibel  te zijn en ondernemersrisico’s te nemen maar krijgt daar niks voor terug. De PvdA spreekt graag over postbezorgers die een ZZP-status in geduwd worden, maar ziet hopelijk ook in dat veel makers ongewenst in een dergelijke situatie terechtkomen. De politiek kan natuurlijk geen absolute zekerheden bieden in het leven, maar de sociaaldemocratie kan achter dit wetsvoorstel staan wat betreft het ondersteunen van de bestaanszekerheid; een klein beetje onzekerheid over het juridische gedeelte van het ondernemen wordt weggenomen en de maker heeft de ruimte zich te richten op de eigen creatieve zaken. En nee, SP Arnhem, muziekdocenten zijn geen ondernemers. Ga je eigen beginselenprogramma over de veramerikanisering van onze samenleving raadplegen.

Om aanspraak op je rechten te kunnen maken zou het mogelijk moeten zijn om als professional op een laagdrempelige manier geholpen te worden. Voor de individuele (zeker startende) creatief is het vaak onbetaalbaar om bij een geschil naar de rechter te stappen, waar het grote mediabedrijf vaak zelf advocaten in dienst heeft. Daarom is er opgeroepen om een toegankelijke geschillencommissie op te richten waar makers (eventueel anoniem) en verenigingen van makers hun geschillen op basis van deze nieuwe beschermingsmaatregelen kunnen voorleggen. Platform Makers en Platform Creatieve Media Industrie (de exploitanten) hebben het afgelopen half jaar samen gewerkt aan een opzet hiervoor. Wel kent dit nog twee valkuilen: het is nog niet helemaal duidelijk waaruit deze geschillencommissie gefinancieerd wordt en het moet nog blijken of de rol ervan daadwerkelijk de intentie vervolmaakt.

En nu verder                       

Over tweeënhalf jaar volgt een voorlopige evaluatie, na vijf jaar een grondige. Zo kan tussentijds worden ingeschat of verregaande wettelijke maatregelen noodzakelijk zijn – bijvoorbeeld wanneer het in de praktijk nog lastig blijkt te zijn aanspraak te maken op je rechten als maker. Een zuur punt is dat veel van de nieuwe beschermingsmaatregelen alleen voor nieuwe contracten gelden. Je mag bijvoorbeeld niet met terugwerkende kracht met een oud contract en de bestsellersclausule onder de arm bij de exploitant aankloppen voor een extra vergoeding. Uitzitten dan maar?

Misschien is het je als lezer opgevallen dat ik het in dit artikel vaak over ‘zou’ en ‘zouden’ had. De genoemde geschillencommissie kan het verschil tussen theorie en praktijk zijn. Of specifieker geformuleerd, in de woorden van Erwin Angad-Gaur (voorzitter van Platform Makers): “zonder een laagdrempelig handhavingsinstrument kunnen alle nieuwe wettelijke maatregelen heel goed louter theoretisch blijken te zijn”. Dan zit je daar met je sterkere positie, maar heb je er alleen iets aan als je op de hoogte bent van alle juridische kanalen en als je ook de tijd en het geld kan investeren in een rechtszaak. Het beste voor makers blijft om alles zwart (of rood) op wit af te spreken, en weten wat een exploitant redelijkerwijs van je mag vragen. Zelf heb ik gemerkt dat voornamelijk jonge makers hier helemaal niet van op de hoogte zijn, en al wat meer ervaren vaklui vaak door schade en schande wijs zijn geworden, in plaats van dankzij tijdige informatieverstrekking. Misschien zou een voorlichtingscampagne helpen? In ieder geval zou er meer aandacht voor deze kant van het vak mogen zijn in de opleidingen die studenten omtoveren tot professionele makers.

Het auteurscontractenrecht geeft een duwtje in de rug van de makers. Durf als maker te onderhandelen over hoe je werk geëxploiteerd wordt. Mocht je uiteindelijk naar de rechter (of eerst naar de geschillencommissie) willen stappen, wordt het makkelijker om je recht te halen. Hopelijk staat deze wet niet in de weg tussen droom en daad, en blijven de praktische bezwaren uit. Een mooie overwinning voor de sociaaldemocratie en voor de sector zelf.


Renée van den Kerkhof avatar

Deel Dit ARtikel

Verder Lezen?