Belastingen: Paradijs of Plaag?

Aanstaande zaterdag 21 mei organiseren we samen met Route66 (D66), Hellingproef (GroenLinks) en de Teldersstichting (VVD). Te gast zijn o.a. Flip de Kam (honorair hoogleraar economie, voormalig kamerlid PvdA) en Mirjam de Rijk (auteur “51 mythes over wat goed zou zijn voor de economie” en oud-wethouder financiën voor GroenLinks in Utrecht). In de deelsessies komen ondermeer de Panama papers en het pensioenstelsel aan bod, en analyseert Arno Wellens (925.nl) het gedachtegoed van Piketty. Het symposium is op zaterdag 21 mei van 11:00-16:00 uur (zaal open om 10:30 uur) in cultuurcentrum Parnassos, Kruisstraat 201 in Utrecht. Toegang voor Jong WBS leden is gratis. Meld je hier aan! Flip de Kam heeft voor de deelnemers ter voorbereiding het onderstaande artikel toegestuurd, zodat je je alvast kunt inlezen.

 

Symposium in Utrecht op 21 mei 2016

van

Hellingproef, Jong Teldersstichting, Jong WBS en Route 66

Flip de Kam

Honorair hoogleraar Overheidsfinanciën

Rijksuniversiteit Groningen

 

Samenvatting

Nederland wordt door het internationale bedrijfsleven, gerenommeerde fiscale adviseurs en veel lidstaten van de Europese Unie beschouwd als een belastingparadijs. Sommige inwoners van ons land ervaren de belastingen daarentegen als een plaag. Het eerste deel van dit paper zet onze belastingen in internationaal perspectief. Uit de harde cijfers blijkt:

  • het belastingpeil is hier lager dan elders in de eurozone
  • arbeid wordt hier in verhouding zwaar belast, vermogen in verhouding ontzien
  • onze belastingtarieven zijn niet extreem, en
  • nergens stellen eigen belastingen van gemeenten zo weinig voor.

Na de cijfers volgt steeds een korte discussie, waarin ik geen partij kies.

De kans lijkt klein dat na de volgende Kamerverkiezingen voldoende draagvlak in Den Haag bestaat om de belastingen fundamenteel te hervormen, hoewel daar alle aanleiding voor bestaat. Het stelsel is ingewikkeld en leidt tot onwenselijke verstoringen in de economie. Ik citeer met instemming voorstellen voor aanpassing van het belastingstelsel van prof. em. Leo Stevens en van de directeur van het Centraal Planbureau. Tot slot ventileer ik enkele eigen ideeën. Daaruit blijkt dat ik mij persoonlijk het beste thuis voel op de linkervleugel.

Groningen, 8 mei 2016

Flip de Kam was lid van de Tweede Kamer voor de PvdA (1977-1978).  Vorig jaar  publiceerde hij onder andere het handboek Overheidsfinanciën (Noordhoff Uitgevers, 14de druk) en Het land van beloften (Atlas Contact).

Onze belastingen: een plaatsbepaling

Belastingen zijn wel aangeduid als ‘gelegaliseerde diefstal’. Mensen die zo redeneren zien over het hoofd dat belastingen nodig zijn voor de financiering van collectief georganiseerde voorzieningen, die voor een belangrijk deel onmisbaar zijn: openbaar bestuur, politie en defensie, dijken en andere infrastructuur. In een verzorgingsstaat komen daar veel voorzieningen bij: onderwijs, collectief gefinancierde zorg, inkomensbescherming. Daarom zijn belastingen ook ‘de prijs van de beschaving’ genoemd. Een omschrijving waarbij ik mij comfortabel voel.

Zijn belastingen dus onmisbaar, politieke partijen denken verschillend over:

  • de gewenste hoogte van het belastingpeil (de totale opbrengst van belastingen en sociale premies als aandeel van de economie)
  • de gewenste belastingmix (het aandeel van uiteenlopende belastingen in de totale opbrengst)
  • grondslag en tariefstructuur van afzonderlijke belastingen, en
  • de omvang van de eigen belastingen van gemeenten.

Belastingpeil

Binnen de Europese Unie lag het belastingpeil in 2014 tussen 28 procent (Bulgarije en Roemenië) en 51 procent (Denemarken) van het bruto binnenlands product. Dit bbp is gelijk aan wat de inwoners van een land samen verdienen met de binnenlandse productie. Met zijn belastingpeil van 38 procent van het bbp zat Nederland in 2014 duidelijk beneden het gemiddelde van de eurolanden (41,5 procent). Deze cijfers van Eurostat (het statistisch bureau van de Europese Unie) ontzenuwen de nog altijd veelgehoorde bewering dat de belastingdruk in Nederland buitensporig hoog zou zijn.

Discussie

Belastingen lijken slechts een beperkte invloed te hebben op het aanbod van arbeid en kapitaal (zie hierna). Dit kan verklaren dat er zo goed als geen verband bestaat tussen de hoogte van het belastingpeil en het langjarige tempo van de economische groei. Mochten hoge belastingen in algemene zin al een negatief effect hebben op de economische prestaties van een land, dan zijn andere factoren (rechtsbescherming, weinig corruptie) blijkbaar veel belangrijker. Bovendien dragen hoge overheidsuitgaven voor onderwijs en infrastructuur bij aan een goed investeringsklimaat. Kortom: een hoog belastingpeil hoeft een gezonde economische ontwikkeling niet te belemmeren.

Hoe politieke partijen denken over de gewenste ontwikkeling van het belastingpeil blijkt uit de doorrekening van de partijprogramma’s voor de Kamerverkiezingen in 2012 (tabel 1). Het Centraal Planbureau (CPB) raamde dat bij ongewijzigd beleid de opbrengst van belastingen en sociale premies in de periode 2013–2017 door de economische groei automatisch zou stijgen met 14,5 miljard euro – gecorrigeerd voor de inflatie. Bijna geen enkele partij durfde het aan daarbovenop de lasten nog eens fors te verhogen. Alleen bij GroenLinks zette de ingeplande lastenverzwaring echt zoden aan de dijk (5 miljard euro). Op rechts beloofde de VVD de lasten in de nieuwe kabinetsperiode juist met 6 miljard euro te zullen verlagen. De Partij Voor de Vrijheid bood nog meer: de lasten zouden met 8 miljard euro omlaag kunnen.

Zowel bij de verandering van de lasten als de mutatie van de uitgaven geeft tabel 1 netto bedragen. Bij de lasten is het netto bedrag gelijk aan het saldo van lastenverzwaringen en lastenverlichting. Bij de uitgaven is het netto bedrag het saldo van extra geld voor mooie dingen en aan de kiezers in het vooruitzicht gestelde bezuinigingen. Door de verandering van netto lasten en netto uitgaven te sommeren, blijkt hoeveel partijen in 2012 wilden uittrekken om het begrotingstekort te verkleinen.

TABEL 1  Verkiezingsprogramma’s, 2013–2017 (bedragen in miljard euro)

—————————————————————————————————————–

Van links naar rechts:                          SP       GL      PvdA   D66    ChrU   CDA   VVD   PVV

 

Netto lasten (+ = verzwaring)   –1         5          0         1         3        –2        –6        –8

Netto bezuinigingen                            –11      –10      –15      –13      –11      –15      –22      –15

—-      —-      —-      —-      —-      —-      —-        —-

Voor verkleinen begrotingstekort         10        15        15        14        14        13        16           7

—————————————————————————————————————–

Bron: Centraal Planbureau (2012), Keuzes in kaart 2013-2017

In 2012 bedroeg de omvang van de economie 640 miljard euro. De voor de gehele vierjarige kabinetsperiode beoogde verandering in het belastingpeil lag dus binnen de beperkte bandbreedte van +0,8 procent bbp (GL) en –1,2 procent bbp (PVV).

Van al deze plannen is niets terecht gekomen. Om te kunnen voldoen aan in Brussel gemaakte begrotingsafspraken heeft het kabinet Rutte-Asscher na 2012 de collectieve lasten met 15 miljard euro verzwaard.[1] Dat is niet zozeer kiezersbedrog. Grondoorzaak is dat het economisch herstel na de Grote Recessie (2008-2009) zo lang op zich liet wachten.

Belastingmix

Belastingen kennen een van de volgende heffingsgrondslagen: arbeidsinkomsten, consumptieve bestedingen, en vermogen(sopbrengsten). Milieuheffingen tellen statistisch mee bij de heffingen op de consumptie. De categorie vermogensheffingen omvat de belasting op de winst van zelfstandigen en van vennootschappen, alle belastingen op onroerende zaken, en de erfbelasting die is verschuldigd wanneer vermogen na iemands overlijden overgaat op de erfgenamen.

Bij de consumptiebelastingen zitten Nederland en Duitsland op het Europese gemiddelde, met een opbrengst van 11 procent bbp, of 28 procent van de totale belastingopbrengst (tabel 2). Belastingen op arbeid drukken in Duitsland en Nederland zwaarder dan gemiddeld. Vermogen wordt in deze beide landen lichter dan gemiddeld belast. In het geval van Nederland wordt dit voor een deel verklaard, doordat het bbp ook de onbelaste beleggingsopbrengsten van de pensioenfondsen omvat.

TABEL 2  Belastingpeil in 2014 (% bbp) en aandeel van de drie

heffingsgrondslagen  in de totale belastingopbrengst (%)

———————————————————————————-

Land           Belastingpeil          Consumptie     Arbeid       Vermogen

België                          48                     24               54                    22

Duitsland                    40                     28               57                   15

Nederland                   38                     28               58                    14

Eurozone                     41,5

———————————————————————————-

Bron: Eurostat

Discussie

Belastingen die aangrijpen bij het loon maken arbeid duurder. Werkloosheid kan – gegeven de productiviteit van de werkers – voor een deel het gevolg zijn van te hoge arbeidskosten. Om meer banen te krijgen wordt daarom vaak gepleit voor het verlagen van de lasten op arbeid. In plaats daarvan zou de consumptie zwaarder moeten worden belast, bijvoorbeeld via veel hogere milieubelastingen of door het btw-tarief op te voeren. Anders dan je misschien zou denken, hoeft zo’n schuif met de heffingsgrondslag niet tot lagere arbeidskosten te leiden. Hogere consumptiebelastingen maken het leven duurder. Slagen werknemers erin daarvoor bij de loononderhandelingen prijscompensatie te bedingen, dan blijven de arbeidskosten voor de werkgevers even hoog.

Grondslagen en tarieven

De diversiteit van de belastingstelsels binnen de EU is groot. Met name de grondslag van de inkomstenbelasting – dat is het inkomen waarop het tarief wordt toegepast – verschilt nogal. In sommige landen is betaalde hypotheekrente geen aftrekpost (VK), in andere landen wel (Nederland). Sommige landen heffen geen inkomstenbelasting over sociale uitkeringen (Duitsland), andere landen (Nederland) belasten uitkeringen in de regel juist wel.

Ook de tarieven van de voornaamste belastingen lopen binnen de EU ver uiteen (tabel 3).

TABEL 3   Belastingtarieven in de Europese Unie, 2014 (procenten)

————————————————————————————————————–

Soort belasting                         IB (toptarief)     Vennootschapsbelasting        Btw (standaard)

 

Bandbreedte                                       10−57                          10−38                          15−27

Ongewogen gemiddelde                           39                                23                               22

Nederland                                                 52                          20–25                               21

————————————————————————————————————–

Het toptarief van de inkomstenbelasting loopt uiteen van niet meer dan 10 procent in Bulgarije tot 57 procent in Zweden. Ons land zit tamelijk hoog in de boom. Het tarief van de vennootschapsbelasting ligt tussen 10 procent (Bulgarije) en 38 procent (Frankrijk). Het standaardtarief van de btw is alleen in Luxemburg nog gelijk aan het binnen de EU afgesproken minimum van 15 procent. De meeste landen, daaronder Nederland, zitten met hun btw-tarief op 20 procent of iets meer. Hongarije kent het hoogste btw-tarief (27 procent).

Discussie

Het toptarief van de inkomstenbelasting en het tarief van de vennootschapsbelasting (de winstbelasting voor ondernemingen) zijn sinds het midden van de jaren tachtig verlaagd. Die trend begon in de VS (president Reagan) en het Verenigd Koninkrijk (premier Thatcher). Andere landen durfden niet achter te blijven, uit angst voor een bedorven investeringsklimaat. Deze tariefverlagingen werden gepushed door ‘aanbodeconomen’. De door hen voorgespiegelde positieve gevolgen voor de economische groei hebben zich niet voorgedaan, integendeel. Wel zijn de inkomensverschillen in de meeste industrielanden (sterk) toegenomen, mede door het gevoerde belastingbeleid.

Vooral de winstbelasting voor (grote) ondernemingen kent bepaalde aftrekposten en vrijstellingen waarmee landen – afgezien van tariefsverlagingen – ten koste van elkaar proberen economische activiteiten aan te trekken. Dit leidt binnen de EU tot onderlinge ‘belastingconcurrentie’. De Europese Commissie probeert daar tegen op te treden, met tot nu toe gering succes. De lidstaten hechten aan hun fiscale autonomie.

Bij de omzetbelasting (btw) en accijnzen is deze strijd al beslist in het voordeel van Europese harmonisatie: de grondslag van de omzetbelasting is in alle lidstaten gelijk en er gelden minimumtarieven om te voorkomen dat landen de btw-tarieven steeds verder verlagen om klanten uit aangrenzende landen te trekken. Bij de winstbelasting gaat die race to the bottom nog steeds door.

 

Eigen belastinggebied van gemeenten

Nergens in de Europese Unie stellen de eigen belastingen van gemeenten zo weinig voor als in Nederland. Sommigen willen gemeenten meer fiscale armslag geven. Gevolgen voor het belastingpeil hoeven er niet te zijn. De rijksbelastingen zouden omlaag kunnen, want het Rijk hoeft minder in het gemeentefonds te storten.

Discussie

Argumenten voor verruiming van de gemeentebelastingen zijn:

  • gemeenten lopen na de decentralisatie van zorg, jeugdzorg en het bevorderen van de arbeidsparticipatie grote(re) financiële risico’s en moeten die kunnen opvangen
  • gemeenten kunnen voorzieningen (en belastingen) beter afstemmen op de voorkeuren van de eigen bevolking; het betekent een versterking van de lokale democratie.

Argumenten tegen verruiming van de gemeentebelastingen zijn:

  • het totale belastingpeil zal stijgen, doordat gemeenten hun belastingen meer verhogen dan het Rijk zijn belastingen verlaagt
  • burgers ergeren zich aan verschillen tussen gemeentelijke tarieven
  • gemeenten gaan op eigen houtje inkomenspolitiek bedrijven; een misverstand: dit is momenteel al verboden in art. 219, lid 2 Gemeentewet, en dat kan gewoon zo blijven.

‘Instrumentalisering’ van de belastingheffing

Het primaire doel van belastingheffing is weliswaar de schatkist te vullen, maar politici proberen via fiscale instrumenten ook andere doelen te raken. Zo zijn de progressieve tarieven van de inkomstenbelasting en de erfbelasting bedoeld om de inkomens- en vermogensverschillen kleiner te maken (nivellering). De sociale premies, de btw en de accijnzen zijn daarentegen degressieve heffingen, die in verhouding het zwaarste op de lagere inkomensgroepen drukken. De accijns op een krat pils is in euro voor een student (inkomen 10.000 euro) even hoog als voor haar vader (inkomen 60.000 euro). In procenten van het inkomen drukt de accijns voor de student zes keer zo zwaar. Met de btw is het niet anders. De sociale premies zijn degressief, doordat ze alleen worden geheven over de eerste 33.715 euro van het inkomen (volksverzekeringen, zoals de AOW) respectievelijk de eerste 52.763 euro van het inkomen (werknemersverzekeringen, zoals de WW). Door de drukverdeling van progressieve en degressieve heffingen samen te tellen, krijg je de gemiddelde druk van de collectieve lasten voor huishoudens uit verschillende inkomensklassen. Per saldo blijken de verschillen in de door huishoudens ervaren belastingdruk niet erg groot te zijn (figuur 1).

Figuur 1  De belastingdruk van huishoudens in 2009

—————————————————————————————–

afbeelding document

—————————————————————————————–

Toelichting: alle huishoudens zijn naar oplopend inkomen ingedeeld in tien groepen. In elke groep zit 10 procent van de huishoudens. In groep 1 de 10 procent van de huishoudens met de laagste inkomens, in groep 10 de 10 procent met de hoogste inkomens. De door huishoudens in elke groep betaalde belastingen zijn gedeeld door het inkomen van de huishoudens in die groep.

Met dit beeld van een matig progressief belastingstelsel kan rechts hoogstwaarschijnlijk goed leven, links zal zich afvragen via welke maatregelen de progressie van het stelsel kan worden aangescherpt, zonder dat dit tot onaanvaardbare verstoringen in de economie leidt.

Economen denken verschillend over de omvang van die verstoringen. Hard en overtuigend bewijs voor grote negatieve gevolgen van hoge belastingen op het niveau van besparingen, het arbeidsaanbod en de economische groei ontbreekt. Zo is de gevoeligheid van het arbeidsaanbod voor veranderingen in inkomen en belastingdruk omstreden. Daalt door een belastingverzwaring het inkomen van kostwinners (meestal mannen), dan bieden zij soms zelfs méér arbeid aan om een bepaald niveau van het netto inkomen te kunnen handhaven. Het arbeidsaanbod van partners (meestal gehuwde vrouwen) is wel gevoelig voor fiscale prikkels. Naarmate zij van hun bruto loon netto minder overhouden, vermindert de bereidheid betaalde arbeid aan te bieden.

Belastingissues voor de volgende kabinetsperiode

Afgaande op de peilingen wordt de komende kabinetsformatie een hels karwei (tabel 4).

Gezien de versplintering van het politieke landschap zal het moeilijk zijn compromissen te vinden die neerslaan in een regeerakkoord voor de periode 2018-2021 dat de steun heeft van een meerderheid in de volksvertegenwoordiging. Dit geldt stellig voor het belastingbeleid. Iedereen is voorstander van vereenvoudiging van het ingewikkelde stelsel en voor vermindering van verstoringen in de economie als gevolg van de belastingheffing. Hoewel vorig jaar 5 miljard euro ‘smeergeld’ voor een fundamentele belastingherziening aanwezig werd geacht, kwamen partijen er niet uit. Het geld ging naar de burgers, zonder dat het stelsel is vereenvoudigd en minder verstoringen in de economie veroorzaakt.

TABEL 4  Kamerzetels bij verkiezingen op dit momenta

—————————————————————————

Links               SP + GL + PvdA                                            40

Midden           D66 + CDA + CU + 50-Plus + Dieren           50

Rechts             SGP + VVD + PVV                                       60

—————————————————————————

  1. Ruwe benadering van het gemiddelde van vijf peilingen. Over de plaatsing van de partijen

in de categorieën ‘links’, ‘midden’ en ‘rechts’ is discussie mogelijk. Sommige mensen

beschouwen de PvdA bijvoorbeeld niet langer als een linkse partij.

Bron: Frontbencher.nl/peilingen, geraadpleegd op 5 mei 2016

Discussie

De kans op een fundamentele belastingherziening in de komende kabinetsperiode lijkt niet groot te zijn. Welke fiscale koeien zouden politici bij de horens moeten vatten? Ik citeer het lijstje van twee ‘autoriteiten’ – emeritus hoogleraar belastingrecht Leo Stevens, onze grootste levende fiscalist, en Laura van Geest, directeur van het Centraal Planbureau.

Stevens:[2]

  1. Werkelijke vermogensopbrengsten belasten in plaats van een fictief vermogensrendement van 4 procent.
  2. Geleidelijk afschaffen van de zelfstandigenaftrek – is in veel gevallen een sociaal vangnet voor schijnzelfstandigen.
  3. Ongewenste gedrag belasten – bijvoorbeeld energieslurpers in het bedrijfsleven zwaarder belasten, autorijden en huisverwarming duurder maken
  4. Belastingontwijking van multinationals aanpakken via internationale samenwerking.
  5. Beperk de renteaftrek voor ondernemingen, of introduceer een tegemoetkoming voor ondernemingen die hun activiteiten met eigen vermogen financieren.
  6. Einde maken aan het toptarief van de inkomstenbelasting van 36,4 procent voor buitenlanders met schaars talent (gedurende de eerste acht jaar dat zij hier wonen).
  7. In tien jaar de AOW-vrijstelling voor ouderen afbreken.
  8. Harmoniseer de renteaftrek en verplichte aflossing van eigenwoningbezitters.

Van Geest[3]

Belastingen zijn oorspronkelijk bedoeld om de schatkist te vullen, maar ze worden steeds meer gebruikt om gedrag te sturen.

  1. Partijen moeten nadenken wat ze met het instrument inkomstenbelasting willen bereiken. Deze heffing is erg ingewikkeld geworden, doordat er zoveel uiteenlopende doelen mee worden nagestreefd.
  2. Partijen kunnen denken aan het overhevelen van landelijke belastingen naar de gemeenten.
  3. Eén belastingtarief voor de btw bevordert de eenvoud. De gevolgen voor de inkomensverdeling zijn niet zo groot als soms wordt gedacht. Vooral hoge inkomens profiteren van het lage tarief (6 procent), want die consumeren meer.

Opmerking bij punt 3: dit is een drogredenering: hogere inkomens profiteren in euro’s inderdaad het meest van het lage tarief, maar lagere inkomensgroepen consumeren een groter deel van hun inkomen, waardoor de druk van de btw afneemt naarmate iemand meer verdient – denk aan het voorbeeld van de bieraccijns hierboven.

Eigen visie

Ik ben het in grote lijnen eens met Stevens en Van Geest. Om de lasten op arbeid te verlichten pleit ik voor het zwaarder belasten van vermogen. Ook ben ik voorstander van het verschuiven van een deel van de lasten naar hogere inkomensgroepen. Wel mogen de verschillen met het omringende buitenland niet al te groot worden. Opties zijn:

  • verhoog toptarief inkomstenbelasting naar 60 procent (voor inkomen > 150.000 euro)
  • verreken aftrekposten voor iedereen tegen hetzelfde tarief
  • belast particuliere vermogenswinsten
  • verhoog het tarief van de vennootschapsbelasting van 25 naar 30 procent
  • verdubbel het tarief van de erfbelasting en de schenkbelasting
  • beperk de vrijstelling bij overdracht van ondernemingen in de familie
  • verdubbel de onroerendezaakbelasting voor eigenaren en voer die voor huurders weer in.

Toelichting en discussie

*  Sommigen verwachten van een toptarief van 60 procent grote schade voor de economie. Maar tot eind van de jaren negentig was dit tarief van kracht, zonder dat de Nederlandse economie hier merkbaar onder leed.

*  Een aftrekpost is nu het meeste waard voor iemand die over de top van zijn inkomen het hoogste tarief betaalt: die bespaart 52 procent belasting. Mensen met een laag inkomen besparen slechts 36,5 procent (afgerond). Een aftrekpost wordt voor alle belastingplichtigen per euro evenveel waard door de aftrekpost – ongeacht de hoogte van het inkomen – in alle gevallen met een vast percentage te vermenigvuldigen en de uitkomst als heffingskorting op de belastingaanslag in mindering te brengen.

*  Nederland is momenteel een van de weinige OESO-landen die particuliere vermogenswinsten – met twee uitzonderingen – onbelast laten. Ons land zou het buitenlandse voorbeeld kunnen volgen en in ieder geval de vermogenswinst moeten belasten die particulieren behalen bij de verkoop van grond, huizen (anders dan de eigen woning) en effecten.

*  Het tarief van de winstbelasting van vennootschappen is in de afgelopen kwarteeuw stapsgewijs bijna gehalveerd. Nederland was een van de koplopers in de race to the bottom. Een verhoging van het tarief van de vennootschapsbelasting zal het vestigingsklimaat in ons land niet merkbaar schaden, zolang het gaat om de vestiging van hoofdkantoren en productiebedrijven. Ter vergelijking: in 1984 was het tarief voor de vennootschapsbelasting nog 48 procent.

*  Met ingang van 2010 zijn de tarieven van de erfbelasting en de schenkbelasting verlaagd. Dit wekt verbazing, want de druk is gemiddeld minder dan 10 procent van het bedrag dat aan de erfgenamen toevalt. Er is alle aanleiding om het tarief van erfbelasting en schenkingsrecht te verhogen. Het gaat bij erfenis en schenking om draagkrachtvermeerdering waarvoor de ontvanger in de regel geen inspanning heeft verricht. Ook zijn de economische verstoringen gering, omdat mensen doorgaans niet minder gaan sparen, wanneer hun kinderen in de toekomst (wat) minder erven. Bij vererving van familiebedrijven is meer dan 1 miljoen euro vrijgesteld. Dit leidt tot een zeer ongelijke behandeling met andere vermogensbezitters. Het doorgeven van een familiebedrijf aan de volgende generatie mislukt bovendien in 70 procent van de gevallen.[4]

*  De onroerendezaakbelasting (OZB) is voor gemeenten de belangrijkste eigen heffing. Onroerende zaken staan uitputtend geregistreerd (geen fraude mogelijk) en zijn door hun immobiele karakter het minst vatbaar voor internationale belastingconcurrentie. De plaatselijke democratie is gediend met een grotere rol van de OZB, in combinatie met een reductie van de algemene uitkering uit het gemeentefonds en een daardoor mogelijk gemaakte verlaging van het tarief van de inkomensheffing.

Groningen, 8 mei 2016

[1] Daarnaast zijn voor 32 miljard euro (extra) bezuinigingen getroffen. Het totaal aan ‘tekortverbeterende maatregelen’ kwam dus uit op maar liefst 47 miljard euro! Zie: Wim Suyker (2015), Tekortreducerende maatregelen 2011-2017 (incl. 5-miljard-pakket), CPB Achtergronddocument 15 september 2015.

[2] Kom eens met visie, maak het stelsel simpel en eerlijk. Interview met prof. em. Leo Stevens in de Volkskrant van 29 april 2016.

[3] Als het CPB niet bestond, zou het moeten worden opgericht. Interview met Laura van Geest in de Volkskrant van 16 april 2016.

[4] Familie en bedrijf botsen bij overdracht. fd.weekend bijlage Werk&Geld, 30 april 2016.


Jong WBS Redactie avatar

Deel Dit ARtikel

Verder Lezen?