"Sterkste schouders, zwaarste lasten. Jep, behalve in ons energiebeleid."

Het huidige groene beleid is niet bepaald van de zwaarste schouders, de sterkste lasten. Jong WBS & Hellingproef zien dat als een groot probleem. Als je het hele land wilt verduurzamen gaat dat niet lukken als je het niet rechtvaardig doet. Denk aan het verzet tegen windmolens. En stel nu eenzelfde verzet voor van mensen van wie het gas wordt afgesloten. Welkom bij Groen Verdeelt: Burgers. Hieronder lees je het verslag van WBS-prins Erik Pees. Hij neemt je eerst mee in de betogen van Donald Pols & Maya van der Steenhoven, en daarna in de discussies tussen de jonge, linkse deelnemers.

Donald Pols – Directeur Milieudefensie – “Eerlijk Omschakelen”

“Een eerlijke verdeling van lusten en lasten is nodig om het draagvlak voor de transitie te versterken en daarmee het benodigde tempo te realiseren.’

Donald opent met een aanmoediging aan de aanwezigen om dit thema uit te diepen en ook aan te kaarten bij de volwassen politieke partijen. Dan volgt een persoonlijk verhaal waaruit blijkt hoe groot de impact van beleid op het individu kan zijn, bijvoorbeeld door gedwongen ontslag.

Dit geldt ook voor de duurzame transitie en is de essentie van wat Milieudefensie ‘eerlijk omschakelen’ noemt: de visie waarin actie voor het behalen van de klimaatdoelstellingen van Parijs samen gaat met een eerlijk en inclusief klimaatbeleid. Klimaatverandering confronteert ons allemaal met een besef van lotsverbondenheid. Het wijst ons op de gevolgen van onze acties voor mensen elders op de wereld en leidt tot het besef dat, willen wij het klimaatprobleem oplossen,we dit niet zonder elkaar kunnen. Wil je naar honderd procent klimaatneutraal in 2050 móet je iedereen mee krijgen. Dit is een fundamentele kwestie.

Het huidige klimaatbeleid is inherent oneerlijk

2,5 jaar geleden gaf Milieudefensie op basis van het vermoeden dat  het Nederlandse klimaatbeleid oneerlijk was, opdracht aan onderzoeksbureau CE Delft voor onderzoek. Uit de resultaten blijkt dat op meerdere manieren sprake is van een scheve lusten- en lastenverdeling.

  1. huishoudens betalen relatief meer aan klimaatbeleid dan bedrijven;
  2. bedrijven ontvangen het grootste deel van de beschikbare subsidies;
  3. armere mensen betalen relatief gezien een groter deel van hun inkomen aan klimaatbeleid dan rijkere mensen.

Enkele grafieken, waarin de CO2-uitstoot van verschillende sectoren en maatschappelijke groepen wordt afgezet tegen de beprijzing van de uitstoot, laten zien dat de lasten in de huidige situatie bij de kleine verbruikers terecht komen. In de huidige situatie:

  • zijn het MKB en huishoudens samen verantwoordelijk voor zo’n 33% van de vervuiling maar draaien zij op voor ongeveer 83 % van de kosten.
  • Het grootbedrijf veroorzaakt 67% van de totale vervuiling maar draait voor zo’n 17% van de kosten op.
  • Betaalt het bedrijfsleven 20 tot 25 euro per ton CO2 aan energiebelasting. Het gemiddelde huishouden betaalt zo’n 200 euro.
  • Ontvangt het bedrijfsleven ongeveer driekwart van de subsidiegelden (van het totaal van 2,5 tot 2,6 miljard), tegenover een kwart van de subsidies voor huishoudens.

“We belasten nu de kleine verbruikers het meest. Dat is niet productief.”

Volgens Milieudefensie is dit een onmogelijke situatie. Je legt de kosten namelijk bij de partij die het minst bijdraagt aan het probleem. Aangenomen dat energiebelasting is bedoeld om gedrag te veranderen zou je een ander beeld verwachten. Milieudefensie stelt dan ook als doel in 2050, in een periode van dertig jaar, de kosten van klimaatbeleid van huishoudens en bedrijven gelijk te trekken op basis van het principe dat de vervuiler betaalt. De uitwerking van deze doelstelling betekent dat huishoudens wat minder betalen en bedrijven meer.

Vragen van de deelnemers

Zijn de werkgelegenheidseffecten ook doorgerekend?

Donald stelt op basis van het onlangs verschenen SER-rapport naar de werkgelegenheidseffecten van de energietransitie – waar Milieudefensie aan heeft meegewerkt – dat hernieuwbare energie en energiebesparing arbeidsintensief zijn en zullen leiden tot nieuwe werkgelegenheid. Dit raakt aan wat misschien wel meest cruciale punt van de discussie is. Bedrijven reageren doorgaans met twee argumenten wanneer zij geconfronteerd worden met een verhoging van de kosten van klimaatbeleid:

1. we rekenen extra gemaakte kosten door aan de consument via ons duurdere product, de kosten komen hierdoor toch uiteindelijk bij de burger terecht;

2. bij te hoge kosten vertrekken wij uit Nederland gezien onze internationale concurrentiepositie. Dit is overigens een kwestie die breder speelt dan klimaat.

Bij de vraag hoe klimaatbeleid er uit dient te zien kunnen verschillende rechtvaardigheidsprincipes leiden, met name het de-vervuiler-betaalt-principe en het principe van de sterkste schouders de zwaarste lasten. In de praktijk botsen deze principes met elkaar, ze sluiten elkaar uit. Hoe is deze spanning op te lossen?

Filosofische principes zijn altijd met elkaar in concurrentie, want anders hadden we al een perfecte wereld. Voor het kiezen van de principes is de politiek aangewezen. Milieudefensie heeft drie oplossingen:

  1. Heffingsvrije voet: het afspreken van een bepaalde hoeveelheid CO2-uitstoot vanaf waar gesproken wordt van vervuiling, dus een ondergrens aan belasting op vervuilende activiteiten. Uitstoot onder dit niveau wordt nog niet mee geteld als vervuilend.
  2. Klimaatdividend: alle CO2-uitstoot wordt belast en het opgehaalde geld wordt in een fonds gestoken dat gebruikt kan worden voor ondersteuning van verduurzamingsprojecten in de samenleving. Dit moet samen gaan met subsidiëring van de bedrijven die het sterkst te maken hebben met internationale concurrentie.
  3. Een overheidsingrepen-gerichte in plaats van marktgerichte aanpak

Waarom stelt Milieudefensie voor 2050 een 50/50-verdeling tussen grootbedrijf en MKB/huishoudens qua betaling voor klimaatbeleid voor als de verdeling qua vervuiling schever ligt? Waarom niet als doel een 70-30-verdeling?

Twee argumenten. Ten eerste kan je niet van de ene op de andere dag veranderen. Dit is een proces en je weet niet wat de vervuilingsverdeling in de toekomst zal zijn. Ten tweede is dit alleszins redelijk en concreet. Het zou mooi zijn als de vervuilingsverhouding met de tijd ook verandert.

Waarom is het zo belangrijk dat het standpunt redelijk is? In de onderhandelingen met bedrijven kom je dan misschien wel erg dicht uit bij de positie van de bedrijven.

Dit is onder andere een onderhandelingsstrategie voor het vaak als radicale gekkies weggezette Milieudefensie; jezelf als redelijk positioneren ten opzichte van het onredelijke grootbedrijf.

We richten ons nu al snel op het bedrijf dat meer moet betalen, maar is er niet meer winst te boeken bij het mobiliseren van burgers, bijvoorbeeld via energiecorporaties? Het ondersteunen van mensen die het kunnen maar een zetje nodig hebben?

Het vertrekpunt is dat zij die dat nodig hebben hulp moeten krijgen. Als voorbeeld geef ik het profiel van een typische energiecoöperatie-persoon: een witte man, pensioengerechtigd en hoogopgeleid. Milieudefensie staat voor állen.

Maya van der Steenhoven – Directeur WKZH – “Zolang jij niet merkt dat de transitie is begonnen, is ‘ie ook nog niet begonnen.”

Maya opent met de vraag aan de zaal wie vindt dat ‘we’ goed bezig zijn met de bestrijding van klimaatverandering – voor en na de brief van Wiebes over het stoppen met de Groninger gaswinning – waarop een enkeling zijn of haar hand opsteekt. Vervolgens wijst Maya er op dat in het huidige beleid de CO2-uitstoot enkel verder toe neemt, waardoor de doelstellingen van het Klimaatakkoord van Parijs (2015) verder uit zicht raken. Als we Parijs serieus namen zouden we het merken. Er is namelijk grootschalige actie nodig die een ingrijpende invloed op het landschapsbeeld zal hebben: plaatsing van zonnepanelen, windmolens. Je zou het merken in de dagelijks leven. Voor twintig euro naar Barcelona vliegen zou niet kunnen. Zolang jij in je dagelijks leven niet merkt dat de energietransitie bezig is, kan je er van uit gaan dat deze eigenlijk nog niet is begonnen.

“We focussen ons nog veel te veel op elektriciteit. De focus moet naar het hele systeem”

Hierna volgt een – ietwat technisch – overzicht van het Nederlandse energiesysteem, met een onderscheid tussen energiebronnen en energiedragers. Wat betreft energie is er sprake van primair verbruik van energie. Hiervan gaat een klein deel verloren, een klein deel wordt gebruikt voor grondstoffenproductie en het overige geldt als finaal verbruik voor transport, elektriciteit en warmte. Het is een erg inefficiënt systeem. Ter illustratie: de haven van Rotterdam verliest een hoeveelheid warmte die genoeg zou zijn om Nederland twee keer te verwarmen. Tot voor kort lag de focus op energiegebruik voor elektriciteit, maar tegenwoordig wordt warmte ook steeds belangrijker.

Bij de energietransitie is in de huidige situatie in Nederland sprake van vijf mogelijke nieuwe bronnen die energieproductie middels fossiel moet vervangen: wind, zon, water, biomassa, geothermie. Deze nieuwe bronnen hebben twee nadelen: een fluctuerende productie met een grillige vraag-aanbod als gevolg & een grotere ruimtelijke impact op het landschap. De opgewekte energie moet worden opgeslagen. Mogelijke ‘energiedragers’ zijn elektriciteit, warm water en duurzaam gas. Het is een probleem dat energiebronnen vaak worden vereenzelvigd met energiedragers maar in het nieuwe energiesysteem zal dit niet zo zijn. Er bestaat gebrekkig besef dat het een energiesysteem is. Te vaak wordt verondersteld dat we volledig kunnen inzetten op elektriciteit maar in de praktijk is het een samenspel. Alle drie de energiedragers hebben het nadeel dat een deel van de opgewekte energie verloren gaat: conversieverlies.

“We moeten nu echt een richting gaan kiezen.”

De energie wordt uiteindelijk voor verschillende doeleinden binnen het energiesysteem aangewend: voornamelijk de tuinbouw, industrie, gebouwde omgeving, mobiliteit en grondstoffen. De klimaatopgave is zo groot omdat systeemverandering nodig is. Randvoorwaarden voor verandering zijn de beschikbare ruimte, de kostenverdeling, leveringszekerheid en arbeid, maar de kostenverdeling en ruimte worden steeds belangrijker dan leveringszekerheid. Wat zijn mogelijke oplossingen voor de problemen van conversieverlies, ruimtelijke impact en fluctuerende productie? Een toenemende efficiëntie en besparing, vraagsturing middels ‘piekshaving’ – de piek wordt duur, want geeft de grootste problemen – de opslagkwestie – waarbij elektriciteit steeds minder een mogelijkheid is – en interconnectie, oftewel met het buitenland uitwisselen. Voor interconnectie geldt dat ieder land momenteel naar anderen wijst voor haar energiebehoefte.

Als er geen werk wordt gemaakt van één van de oplossingsrichtingen verhoogt dit de druk op de andere opties. Bijvoorbeeld: bij het uitblijven van energiebesparing zal de vraag naar energie toenemen, wat resulteert in meer vraag naar ruimte voor nieuwe energieopwekking. Gezien het steeds grilliger spel van vraag en aanbod dient de energiedrager slim te worden gekozen, met een afweging tussen wat je nodig hebt en hoe groot het conversieverlies is. Zo heeft de zware industrie hoge temperaturen nodig, waardoor duurzaam gas de meest geschikte optie lijkt.

“Aardgasvrij wonen. Dat betekent gewoon 9 miljoen huizen van ’t gas halen he…”

Dan gaat Maya nader in op het aardgasvrij wonen. In tegenstelling tot de industrie is het huishouden direct en relatief eenvoudig aan te pakken. Hier staan we niet voor technologische problemen die eerst opgelost moet worden. Wat zijn de opties? In de eerste plaats moet overal worden ingezet op isolatie. Voor de verwarming kan gebruik gemaakt worden van duurzaam gas (H2 en biogas; voornamelijk in de historische binnensteden en industrie), warmtenetten (hoge en lage temperatuur met verschillende toepassingen) of ‘all electric’ in de rijtjeswoning. Nederland staat voor de opgave van negen miljoen huizen gasvrij maken vóór 2050. Dit zijn zo’n 250.000 per jaar en zo’n 20.000 per maand. We gaan het niet in één keer doen maar doen voorlopig zelfs nog helemaal niks.

De eerste paar jaar blijft het bij experimenten en moet het proces en de betalingskwestie op orde worden gebracht. Hoe dient de planning er dan uit te zien? Eerst is sprake van een opstartfase en later van versnelling. De ontwikkelingen gaan snel, in sommige gevallen sneller dan je denkt! Zo komen er ieder jaar 40.000 nieuwe aardgaswoningen bij, maar dit mag niet meer per juli. Er staan echter al 100.000 in de pijpleiding die aankomende jaren nog gebouwd gaan worden. Dit betekent voor sommige nieuwe huiseigenaren dat ze horen te moeten verbouwen nog vóór ze überhaupt de sleutel hebben ontvangen. De aannemer doet het niet en komt met excuses. De netbeheerders zijn het ook zat aangezien een net pas na dertig jaar is afgeschreven maar deze er over vijf tot tien jaar al uit moeten. Het huidige beleid draait dus uit op veel extra kosten – die we overigens keurig met z’n allen via het belastingstelsel delen.

“Wacht niet op die oude generatie!”

Welke mensen zijn voor of tegen de energietransitie? Onder zo’n zestig procent van de bevolking heerst een algehele positieve mening rond verduurzaming van de energievoorziening. Ongeveer twintig procent vindt het een linkse hype en ongeveer twintig procent heeft andere dingen aan zijn of haar hoofd zoals hoe de kinderen morgen naar school komen. Ook is volgens Maya sprake van een generationeel verschil: jong (en vrouw) willen omschakelen, wat oud en man is blijft achter. Maya spoort de zaal aan om niet op de oude generatie te gaan zitten wachten maar het heft zelf in handen te nemen: ‘Mijn generatie gaat het echt niet doen’. Je moet nú invloed uitoefenen omdat het over vijf jaar te laat kan zijn.

“We hebben heel, heel, heel veel ruimte nodig.”

Qua ruimtelijke ordening staan we voor een groot obstakel. Waar fossiele energiebronnen vuil maar ruimte en massa-intensief waren gaan we nu naar een fluïde systeem waarbij veel ruimte nodig is. Veel gemeenten willen in 2030 energieneutraal zijn maar ontbreekt het aan kennis, mogelijkheden en daden. Beargumenteerd afzien van een technologische optie is prima, maar niet als daar geen alternatief tegenover staat.

In Nederland is de energietransitie erg ingewikkeld vanwege ruimtegebrek en een ‘badkuip’ in het energieverbruik: de piek ligt in de winter, terwijl in de zomer nauwelijks sprake is van verwarming. Ook zal de samenstelling van de energievraag veranderen: in de toekomst verdwijnen benzine en gas waardoor elektriciteit belangrijker wordt. Het elektriciteitsnet zal dan ook verzwaard moeten worden. Hoe om te gaan met de winterpiek? Elektriciteit kan óf duurder worden gemaakt, waardoor het financieel heel nadelig is om veel energie op de piekmomenten af te nemen, of gedrag moet veranderen. Als voorbeeld geeft Maya het opladen van elektrische auto’s: gemak schrijft voor dat een laadstation bij het huis moet komen, maar gelet op de energiepiek is het wenselijker om auto’s buiten de stad aan een massaal oplaadstation te koppelen dat werkt op de niet-piekmomenten. Dit vraagt om een andere vormgeving van mobiliteit binnen de steden. Al deze prikkels zitten nu niet in het systeem.

Vragen van de deelnemers

Ik las onlangs een rapport over de verwarmingstransitie, waarin gepleit werd voor een hybride vorm: een transitieperiode zonder elektriciteitspiek. Hoe verhoudt dit zich tot je boodschap?

Niemand (met verstand van energiesystemen) beweert dat het in een keer gaat lukken, er komt dus sowieso een transitiemodel waarin eerst gebruik zal worden gemaakt van hybridepompen. Wat ook meespeelt is dat verschillende soorten huizen vragen om verschillende oplossingen. Sommigen zeggen ‘allemaal warmtepompen’ maar zo werkt het in werkelijkheid niet. Gamechangers zijn, op basis van mijn ervaring in het vakgebied, niet te verwachten.

Aangezien de prijs van zonnepanelen al jaren jaarlijks halveert, wordt de suggestie gewekt dat ze over acht jaar nagenoeg gratis zijn. Gaan we allemaal aan de zonnepanelen?

Wie weet, maar dat is niet genoeg en er is nog het ruimteprobleem. We missen een afbeelding waarop staat wat in Nederland op lange termijn het slimste is. Hierdoor is de aanpak meer fluïde, wat prima maar wel wat duurder is. Resultaten uit het verleden bieden overigens geen garantie voor de toekomst.

Zou het niet mooi zijn als we de energiekwestie internationaal aanpakken? De vraag is hoe realistisch een internationale aanpak is. Waar staan we?

Idealiter richten we Europa in en doen we dit goed. Interconnectie helpt de pieken op te vangen, maakt je minder kwetsbaar en is deels een antwoord op de schaarste van ruimte. Het kent positieve kanten maar is een politieke kwestie en lukt tot dusver niet. Overigens: een aanstaande discussie zal gaan over hoogspanningsnetten: ze zijn nodig voor vervoer van energie, de grond zit in Nederland al erg vol. Hierbij moeten we beseffen dat er een groep is die dit absoluut níet wil, volledig draagvlak zal niet ontstaan.

In hoeverre zijn gemeenten verantwoordelijk voor het organiseren van inspraak?

Compleet! De regie ligt bij de gemeente: zij zijn verantwoordelijk voor het uitnodigen, organiseren en zorgen dat iedereen op de hoogte is. Zij moeten hier wel bij geholpen worden. Iedereen heeft een rol in de transitie en we moeten elkaar gaan aanspreken op onze verantwoordelijkheden. Er gaan nieuwe rollen ontstaan, het wordt veel meer een samenspel dan tegen elkaar. Afsluitend volgt een oproep aan de zaal dat ook zij een verantwoordelijkheid hebben, bijvoorbeeld in hun eigen organisatie waar zij werken.

Stellingen & Discussie

De aanwezigen discussieerden in drie groepen allemaal over één stelling, om de resultaten naderhand aan de rest van de aanwezigen te presenteren.

Stelling 1. ‘Vervuilende producten moeten we zwaar belasten, ongeacht de inkomenseffecten.’

Oftewel: het belasten van een product, hoe gaat dat effect hebben op degenen die het minder makkelijk kunnen betalen? In principe zijn wij het hier mee eens, belasten van vervuilende producten kan bijdragen maar is slechts één van de onderdelen. We hebben het over verschillende typen producten gehad, met een onderscheid tussen de noodzakelijke producten die iedereen moet kunnen hebben zoals energie, voedsel. Hoe je daar mee omgaat is heel anders dan luxeproducten zoals vliegen:

  • Als we het hebben over de noodzakelijke producten kwamen wij tot een ‘stok en een wortel’: dat je aan de ene kant het product belast, zoals energie, maar dat de goede opties ook belastingvrij zijn of anderszins voordelen aan hangen. Hierbij dient goed gekeken te worden naar de vorm van de wortel. Hoe zorg je er voor dat die wortel en die stok bij elkaar aansluiten? Voorbeeld: de milieuzone in Utrecht waar je niet met je vervuilende auto mag rijden (stok) maar subsidie op aanschaf van een groenere auto krijgt (wortel). Deze laatste sluit echter enkel aan bij de mensen die al voldoende geld hebben om überhaupt zo’n auto te kopen.
  • Over voedsel hadden we het idee dat net zoals in de supermarkt een sticker 35% korting aangeeft, je een sticker nodig hebt die zegt: ‘dit product is duurzaam en daarom belastingvrij’. Dus dat je niet alleen maar zegt: ‘dit biefstukje wordt duurder’.
    Er is sprake van een voorhoede en achterhoede in de transitie. Belonen van de voorhoede en belasten van de achterhoede, wat weer gebruikt kan worden voor de voorhoede, zoals een cyclus.
  • Iets anders: welk verhaal vertel je om mensen mee te krijgen? Bijvoorbeeld: moet je een jong iemand verbieden naar Thailand te vliegen voor een reis terwijl het zo duur is? Overkoepelend thema in deze kwestie.
  • Bij veel producten, ook energie speelt de vraag wat de échte prijs van een niet-duurzaam product is. Wat zijn de schadelijke neveneffecten van een product, en wat zijn hier de kosten van? Zorgen dat mensen een afweging maken bij de producten die ze kopen en niet achteraf, dus internaliseren. Zorg er voor dat mensen een keuze kunnen maken.
  • Burgers die de duurdere duurzame opties niet kan betalen. De belasting moet er voor iedereen zijn, maar hierna moet nog gekeken worden naar de inkomensverschillen, om de mensen die dat nodig hebben te helpen om de transitie te maken.

Stelling 2. ‘Wind en zonneparken, alleen als de omgeving ermee instemt.’

Allen neigden naar: ‘ja, want het gaat om mensen hun omgeving’. Maar er is ook een groot risico, want als in veel gemeenten veel nee-stemmers zijn wordt de energietransitie niet gehaald. En er kan sprake zijn van een domino-effect, als het ergens zo begint versterkt dat de nee-stemmer elders. Tegelijkertijd in inspraak een groot goed, geeft het mensen eigenaarschap en zorgt het ook voor draagvlak. Hoe dan de risico’s te verkleinen:

  1. Ten eerste moet er een soort beloning of compensatie komen voor omwonenden van een zonne- of windpark. Geeft een stimulans om ja te stemmen.
  2. Ten tweede moet de overheid in Den Haag beslissen dat iedere gemeente sowieso een zonne- of windpark bouwen. Probleem: in binnenstad niet echt mogelijk, dus makkelijk om voor te zijn, maar daar komt de subsidiëring/beloning om de hoek kijken voor omwonenden van het park: voorbeeld gratis zonnepanelen op eigen dak.
  3. Ten derde: inspraak, hoe organiseren we dat? Ietwat ander punt, maar de democratische vernieuwing moet uitgewerkt worden.

Stelling 3. ‘Woningeigenaren, die transitie naar aardgasvrij betalen jullie lekker zelf!’

Genuanceerd antwoord, met twee belangrijke zaken:

  1. Ten eerste wilden we heel duidelijk de positie van de woningeigenaren afbakenen. Wie daadwerkelijk een huis heeft gekocht en er in woont. Huurwoningen is een ander verhaal. Als eigenaar van een woning: businesscase, er zit een verdienmodel achter, op die manier zelf regelen. Huurders hoeven het sowieso niet zelf te betalen. Verdienmodel: isoleren, zorgen dat hun woning energiezuinig is leidt tot lagere energiekosten. Op die manier kunnen ze hun investering zelf terugverdienen.
  2. Het tweede punt: je kan ze laten betalen voor aardgasvrij wonen, maar ze doen het nog niet zelf. Dus hoe ga je er voor zorgen dat we daadwerkelijk die transitie gaan maken? Je moet er voor zorgen dat er echt iets gebeurd. Als gemeente of Rijksoverheid: randvoorwaarden bepalen; een nationale roadmap. In 2050 aardgasvrij, dat betekent voor jullie wijk dit:… De wijk krijgt een periode om met een plan te komen voor het implementeren. Dus je geeft de burgers ruimte, maar als het niet lukt bepalen wíj (als overheid). Een goed evenwicht tussen betalen en bepalen, maar wel kunnen forceren dat de transitie daadwerkelijk plaatsvindt. Oftewel: betalen woningeigenaren zelf? Ja, maar dan krijgen ze ook enige ruimte om zelf te bepalen hoe dat dan gebeurt.

Jong WBS Redactie avatar

Deel Dit ARtikel

Verder Lezen?