Recensie: The rise and fall of the welfare state

Jongeren in België kunnen hun borst nat maken: voor het eerst sinds lange tijd hebben zij aantoonbaar meer kans om in de toekomst in de armoede verzeild te raken. De zekerheid van de afgelopen jaren lijkt voorbij, zo stelt Frank Vandenbroucke, voormalig SP.A-minister en nu werkzaam bij het Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck, in een rapport getiteld The Active Welfare State revisited (12 oktober 2012).

De crisis heeft voor het eerst een duidelijke ‘langetermijntrend’ blootgelegd, namelijk die van de afbrokkeling van de zekerheid die de verzorgingsstaat lange tijd bracht. Gezien de ontwikkelingen in andere landen lijkt de trend zich echter niet te beperken tot België. In het Verenigd Koninkrijk wordt stevig bezuinigd en ook in Nederland lijken de zwaarste tijden nog te gaan komen. En de weinig hoopgevende situatie in Ierland, Spanje en Italië is bekend. Het roept de vraag op wat de toekomst van de verzorgingsstaat is, een vraag die maar niet ondubbelzinnig beantwoordt lijkt te kunnen worden en net zo hardnekkig blijft terugkeren als het vraagstuk Europa.

De Noorse historicus en voormalig activist Asbjørn Wahl windt er in zijn boek The Rise and Fall of the Welfare State geen doekjes om. Zijn antwoord op de vraag of de verzorgingsstaat gehandhaafd moet blijven is een volmondig ja. Sterker nog, er is geen beter alternatief voor de verzorgingsstaat. Volgens Wahl staat het model, in Europa althans, echter onder druk doordat de Europese Unie de Chicago School of economicsvan Milton Friedman en zijn aanhangers door de strotten van de natiestaten duwt. Dit is de strategie, zo stelt hij: eerst wordt er beweerd dat er nauwelijks financiële middelen meer over zijn om de verzorgingsstaat te handhaven. Vervolgens stuurt men aan op zogenaamde ‘hervormingen’. Het proces wordt tot slot doormiddel van privatisering voltooid met een koele verwijzing naar de ‘logheid van de publieke sector’. Het is eenrevolution of the rich, schrijft Wahl met een knipoog naar de Amerikaanse historicus en cultuurcriticus Christopher Lasch.

Wahl is zich ervan bewust dat hij een gevoelig onderwerp aansnijdt: ”The Welfare state is an issue which creates an ideological divide, mainly between Right and Left in politics,” schrijft hij. De platgereden discussie over vrijheid en gelijkheid waar socialisten en sociaal-democraten en (neo)liberalen sinds de opkomst van de moderne commerciële samenleving mee schermen, zal niet verdwijnen. Het gevolg is dat de verzorgingsstaat nooit met rust gelaten zal worden. Wahl, die ook voorzitter is van de organisatie For velferdsstaten (‘Voor de Verzorgingsstaat‘), start zijn betoog met een duidelijke afwijzing van het neoliberalisme. Vervolgens gaat hij dieper in op de oorsprong van de verzorgingsstaat in Europa. In de late 19de, begin 20ste eeuw, toen er in Europa angst heerste dat er een sociale revolutie zou uitbreken, kwam de gedachte van een actieve, sociale staat in een stroomversnelling. In West-Europa werden er, zeker na het uitbreken van de Russische Revolutie, onder een niet-socialistisch bewind – in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk respectievelijk onder Otto von Bismarck en Arthur Balfour – sociale hervormingen doorgevoerd. De historicus Derek Fraser noemde dit door Wahl geschetste proces in zijn Evolution of the British Welfare State (1973) ook al ‘the road to welfarism’’.

De Tweede Wereldoorlog vormde een waterscheiding in de ontwikkeling van de verzorgingsstaten. Europa moest alles van de grond af aan opbouwen en de arbeidsschaarste bracht vakbonden in een unieke machtspositie. Daarnaast bood een versterkte Sovjet Unie een zichtbaar alternatief economische systeem voor de arbeidersklasse. Na deze ontwikkelingen werd er volgens Wahl een compromis gesloten tussen werknemers en werkgevers in West-Europa: in ruil voor het opgeven van de socialistische ambities kregen de werknemers hogere lonen, betere arbeidscondities, pensioenen, ziektepremies, werkloosheidsuitkeringen, gezondheidszorg, de nationalisatie van het transportsysteem en huisvesting. Ook restricties op kapitaalmarkt werden ingevoerd. Dit ‘klassencompromis’ vormde het instabiele fundament voor de moderne verzorgingsstaat.

Wahl komt terug op zijn kritiek op het neoliberalisme in de hoofdstukken The Attacks en The Brutalization of Work. De argumenten klinken echter overbekend: niet iedereen is opgewassen tegen de moordende concurrentie die er in de kapitalistische samenleving heerst en er is een scheiding tussen de haves en have-nots. Wahls schets van de moderne samenleving als een soort natuurtoestand waarin het recht van de sterkste geldt, gaat te ver en doet geen recht aan de verzorgingsstaten in West-Europa. Daarnaast is het simpelweg een herhaling van zetten. Om de neoliberale hegemonie, als die al bestaat, te doorbreken is zwaarder geschut nodig. Ook de tanende rol van de vakbonden, en eigenlijk sociale coöperatie in het algemeen, ziet Wahl met lede ogen aan. De vakbonden vormden altijd een blok tegenover de voortrazende markt. Nu ze echter langzaam naar de achtergrond verdwijnen en geen geborgenheid meer bieden of een sturende rol kunnen vervullen, zijn individualisme en een ieder-voor-zich cultuur aan de winnende hand. En werknemers verworden zonder bescherming langzaam tot handelswaar, of commodities in de woorden van Maurice Glasman, lid van het Britse Lagerhuis namens de Labour Party en bedenker van het op sociale coöperatie gerichte Blue Labour.

In zijn slotbeschouwingen komt Wahl tot de conclusie dat er een aantal zaken moeten veranderen wil de verzorgingsstaat overleven, of beter: herrijzen. Allereerst moet de Europese Unie haar houding veranderen. Sinds het Verdrag van Maastricht is het socialisme praktisch wettelijk verboden, en de huidige 3-procentnorm voor de begrotingen van de lidstaten leidt volgens Wahl onherroepelijk tot neoliberaal beleid. Daarnaast moet er een einde komen aan de ‘speculation economy’ van de mannen op Wall Street en dient ongelijkheid feller bestreden te worden. Tot slot houdt Wahl een sympathiek pleidooi voor meer bottum-uppolitiek aan de linkerflank van het politieke spectrum. Als de verzorgingsstaat een toekomst heeft, dan hangt die af van de bereidheid van mensen, en niet overheden, om de handen ineen te slaan. Wahl’s betoog is gedurfd en verdient daarom lof. Er zijn immers genoeg economen en politic die zich zwijgend neerleggen bij status quo en zich beroepen op een abstracte notie van ‘onvermijdelijkheid’ die de economische orde in haar greep houdt.

Of de verzorgingsstaat in haar huidige vorm gehandhaafd moet blijven en zelfs uitgebreid moet worden, zoals Wahl betoogt, valt echter te betwisten. Het zal dan ook twist zijn, zoals dat eigenlijk al zolang het geval is geweest, dat de komende decennia het onvermijdelijke debat over de toekomst van de verzorgingsstaat gaat kenmerken. De intensiteit van die twist zal gezien de grimmige vooruitzichten echter sterk toenemen.

Asbjørn Wahl, The Rise and Fall of the Welfare State, Pluto Press, 2011

Dit artikel is eerder geplaatst op de website van Liberales


Daniel Boomsma avatar

Deel Dit ARtikel

Verder Lezen?