'Waar komen de Roemenen en Bulgaren vandaan? Nederland heeft getekend'

‘Het is begrijpelijk dat nationale leiders tegen Europese besluiten zijn en zich daar publiekelijk tegen uitspreken. Minder begrijpelijk is dat zij daarmee wachten tot het besluit al genomen is’, betoogt Maarten Hillebrandt.

Het Nederlandse immigratiedebat staat weer onder hoogspanning. Per 1 januari 2014 werden namelijk de beperkingen op het recht van Roemeense en Bulgaarse burgers om zich overal in de Europese Unie vrij te kunnen vestigen om te werken opgeheven. Nederland is de toestroom beu, zo meldde onlangs De Telegraaf. De krant beriep zich op een peiling van Maurice de Hond die aangeeft dat maar liefst 80 procent van de Nederlanders zich tegen volledige openstelling van de grenzen keert. Bij de aanhang van alle politieke partijen, zelfs het pro-Europese D66, is dit percentage boven de 50.

Afgelopen najaar deed de PvdA de discussie oplaaien. In augustus trok vice-premier Asscher (samen met de Britse publicist David Goodhart) aan de alarmbel. Hij waarschuwde dat op sommige plaatsen de dijken op springen staan. Een duidelijke boodschap, maar moest hij die niet eerst en vooral tegen zijn collega’s verkondigen? Dit gebeurde op 9 december 2013, toen Asscher zijn stuk binnen de Raad kwam toelichten. Een mooi gebaar, maar drie weken voor de inwerkingtreding van de regeling dan weer rijkelijk te laat.

Kennelijk heeft zich van Nederland een collectief gevoel van machteloosheid meester gemaakt. Het verhaal is dat ‘Brussel’ ons weer een loer heeft gedraaid – een verhaal dat politici graag bevestigen.

Nederland heeft ervoor getekend
Waar komt het besluit om Roemenen en Bulgaren vrij op onze arbeidsmarkt toe te laten vandaan? Het antwoord ligt besloten in het toetredingsverdrag dat de twee landen in 2005 sloten met de EU. Acht lidstaten waaronder Nederland gingen akkoord met het EU-lidmaatschap voor Roemenië en Bulgarije op voorwaarde dat de burgers van deze landen pas uiterlijk vijf jaar na toetreding het volledige vrije Europese reis- en vestigingsrecht zouden verwerven. Die deadline loopt eind dit jaar af. Nederland heeft ervoor getekend.

Hier kan worden tegengeworpen dat Asscher in 2005 nog geen onderdeel uitmaakte van de regering. Maar hij heeft de schijn tegen. Afgelopen zomer herzagen het Europees Parlement en de Raad (inclusief Asscher) samen de Schengengrenscode. Daarbij stelden zij: ‘Het vrije verkeer van personen in het Schengengebied is een van de grootste verwezenlijkingen van de Europese eenwording. Het vrije verkeer vormt een grondrecht.’ De herziene wetgeving, die dit grondrecht pal overeind houdt, werd zonder tegenstemmen aangenomen. Waar was het kritische geluid van Asscher en andere bezorgde collega’s toen dat besluit werd genomen?

De Nederlandse weerstand tegen toelating van Roemenen en Bulgaren komt niet alleen laat, zij is ook onverenigbaar met fundamentele afspraken die Nederland binnen de EU is aangegaan. We waren er zelf bij toen de besluiten werden genomen (ook Asscher) en stemden elke keer netjes mee. Los van de vraag of het een goed idee is om Roemenen en Bulgaren vrij reisrecht te verlenen, schuilt het probleem dus in de ongeloofwaardigheid van de Nederlandse regering.

Achter gesloten deuren
Het is een bekend fenomeen: nationale politici maken handig gebruik van de weinig transparante besluitvorming van de EU. Ministers in de Raad nemen hun besluiten vaak achter gesloten deuren en op basis van consensus. Zo blijft niet alleen het besluitvormingsproces, maar ook de uitkomst ambigu: de verantwoordelijkheid ligt tenslotte bij iedereen en niemand tegelijk. Dit biedt ministers, ook Asscher, de kans om de schuld voor besluiten waar ze zelf deel in hebben af te schuiven op ‘Europa’.

Het is begrijpelijk dat nationale leiders tegen Europese besluiten zijn en zich daar publiekelijk tegen uitspreken. Minder begrijpelijk is dat zij daarmee wachten tot het besluit al genomen is en niet met elkaar, maar over elkaars hoofden heen het debat aangaan: dat komt tegenover de nieuwste Europese burgers oneerlijk en weinig integer over. Klagen over besluiten die we als Nederland zelf hebben onderschreven, dat geeft geen pas.

Maarten Hillebrandt doet promotieonderzoek aan de Universiteit van Amsterdam. Een eerdere versie van dit stuk verscheen eerder in de Volkskrant.


Maarten Hillebrandt avatar

Deel Dit ARtikel

Verder Lezen?