Het nieuwe pensioenakkoord deugt niet

Het nieuwe pensioenakkoord betekent een grote aanslag op de pensioenen van jongeren. De redenering dat een jaar meer levensverwachting meteen een jaar meer werken betekent klopt niet. Ook wordt onterecht 70% middelloon als degelijke standaard geframed. Ten slotte is het bijzonder dat we de pensioenpotten moeten plunderen om te bezuinigen voor later. Jongeren, pas op uw zaak!

Op dit moment speelt er een heftige discussie over de opbouw van ons pensioen. Na een verhitte politieke strijd is er nu een coalitie van de ‘willing’ die de pensioenopbouw per jaar fors wil verlagen. In het kader van deze discussie schreef Wimar Bolhuis enige tijd geleden op Stuuf dat verlagen van de opbouw van de pensioenpremies geen kwaad kan en goed is voor de economie. Tegelijkertijd schreven Corrie van Brenk, voorzitter van Abvakabo FNV, en ik dat dit een half pensioen voor jongeren betekent. Omdat de discussie nog niet is afgelopen, het nieuwe ‘plakbandakkoord’ nog politiek gewogen moet worden, is het zo rond de jaarwisseling tijd voor een verdiepingsslag.

In dit stuk zet ik de redenen uiteen waarom de FNV, jong en oud, zo tegen deze bezuiniging ageert. Daarbij geef ik eerst kort wat uitleg over ons pensioensysteem en de pensioenopbouw. Vervolgens presenteer ik de inzet van de FNV voor een fatsoenlijk pensioen en ga ik in op de framing rond middel- en eindloon. Daarna zal ik uitleggen waarom een jaar langer leven niet gelijk kan staan aan een jaar langer werken (de basis van de argumentatie van Wimar Bolhuis). Ook zal ik ingaan op het probleem dat premieverlaging zeker niet automatisch in de zakken van werknemers terechtkomt. Ten slotte zal ik kort beargumenteren waarom deze bezuiniging niet past binnen het mantra van ‘bezuinigen voor later’.

Het Nederlandse pensioensysteem

In Nederland hebben we twee collectieve oudedagsvoorzieningen. De eerste is de AOW die door de staat wordt georganiseerd. In het AOW-stelsel betalen de huidige werkenden voor de huidige ouderen. Hierbij gaat de AOW uit van een minimuminkomen gekoppeld aan het minimumloon. De tweede collectieve voorziening loopt via pensioenafspraken tussen werkgevers en werknemers. Via deze pensioenvoorziening wordt collectief gespaard voor de toekomst via de pensioenfondsen. Er wordt nu ingelegd voor de toekomst. Deze inleg is – tijdelijk – belastingvrij want over de uitkering uit de pensioenfondsen wordt belasting geheven. Op deze manier wordt er geld opzij gelegd voor de toekomst, zowel direct door de werknemer/werkgever als indirect door de staat via uitgestelde belastinginkomsten. Een mooie buffer voor de vergrijzing!

Opbouwen voor later

De discussie gaat nu over de maximale hoogte van de pensioenpremie waarvoor deze tijdelijke belastingvrijstelling mag gelden, het zogenaamde ‘Wittenveenkader’. Heel kort door de bocht was het zo dat werkgevers en werknemers geld mochten inleggen voor een ‘opbouwpercentage’ van maximaal 2,25%. Dit opbouwpercentage houdt in dat je elk jaar dat je inlegt een pensioenrecht opbouwt van (maximaal!) 2,25% van je gemiddelde loon tijdens je loopbaan. Bij 30 jaar werken zou dit inhouden dat je een recht hebt opgebouwd van 67,5% van je gemiddelde loon tot aan je dood. Hier houdt het systeem dan wel rekening met je ‘AOW’, dus dat wordt er afgetrokken (dat noemen we met een ingewikkeld woord ‘franchise’). Maar AOW en aanvullend pensioen komen in dit geval, en normaal gesproken, dus ongeveer uit op die 67% middelloon. Bij 40 jaar opbouwen was het dus mogelijk om ongeveer 90% van je middelloon bij elkaar te harken. Dan laten we wel buiten beschouwing dat het feitelijke opbouwpercentage sterk per sector verschilt, omdat dat de uitkomst van CAO-afspraken is. En helaas – zoals Wimar Bolhuis al constateerde – hebben we nog niet overal fatsoenlijke pensioenafspraken kunnen maken, en is er dus nog veel vakbondsstrijd te leveren. Ook hebben we het even niet over vervelende zaken als ‘niet indexeren’ waardoor jongeren al een aardig pensioengat hebben opgebouwd.

Nu is de politieke vraag hoe hoog de maximuminleg voor de pensioenfondsen mag zijn. Het nieuwe voorstel (in het pensioenakkoord c.q. plakbandakkoord) is een verlaging naar 1,875%. Het kabinet heeft daarbij twee belangrijke reden om nu het maximum te willen verlagen:

  1. Het levert op de korte termijn meer geld voor de staatskas op omdat er minder belastingaftrek is.
  2. Het geld wordt niet gespaard maar kan (in theorie) vrijkomen voor besteding zodat de economie –tijdelijk – wordt aangewakkerd.

Deze redenen worden eloquent verwoord in het stuk van Wimar Bolhuis. Ook zegt hij dat het minder per jaar opbouwen geen probleem hoeft te zijn, omdat we immers langer werken. Maar hoeveel dan wel? En waarom ben ik als jongerenvertegenwoordiger van de ABVA KABO FNV dan toch zo tegen deze plannen?

Wat is een goed pensioen? En is dat middel- of eindloon?

Nog niet zo heel lang geleden gingen we uit van een goed pensioen als iemand 70% van zijn laatst verdiende inkomen aan AOW en aanvullend pensioen kreeg. Mijn standpunt als jongerenvertegenwoordiger is heel helder: dit was toen de grens voor een fatsoenlijk pensioen en dat is het nog steeds. Waarom steeds maar akkoord gaan met het afbreken van onze verzorgingsstaat? Want laten we wel zijn: 70% van het laatstverdiende loon is gelijk aan de inkomensval van iemand die van een betaalde baan in de WW terecht komt. Dat is te doen, maar zeker niet ‘te royaal’.

Let wel, het gaat hier bij mij om 70 % van het láátst verdiende loon. Rond de eeuwwisseling zijn we echter naar het middelloon gegaan als rekensystematiek. Dit was rechtvaardiger omdat in de oude systematiek mensen die op het laatst een enorme loonsprong maakten werden bevoordeeld en mensen die in aanmerking kwamen voor demotie werden benadeeld. De rekensommetjes zijn ook aangepast, niet 70% van het laatst verdiende loon maar bijvoorbeeld 80% of 90% van het middelloon bij 40 jaar werken werd de norm. Dit is in de discussie zeer van belang! Want op dit moment wordt 70% van het middelloon ‘neergezet’ als normaal. Dit is pure framing, waar wij als jongeren de dupe van worden!

Onze inzet als jongeren binnen de vakbond is dan ook helder: bij 40 jaar werken 80% en bij 45 jaar werken 90% middelloon. Hiervoor is een opbouw nodig van 2% per jaar. Als we kijken naar de feitelijke opbouw op dit moment – gemiddeld 29 jaar bij ABP – hebben we nog een hele weg te gaan. Zeker omdat een vol jaar langer leven in de praktijk helemaal geen vol jaar extra werken gaat betekenen.

Rijk rekenen: een jaar langer leven is niet een jaar langer werken

Volgens de verdedigers van het pensioenakkoord is verlaging van het opbouwpercentage gerechtvaardigd omdat we langer werken en we dit gezien de stijgende levensverwachting ook steeds langer zullen blijven doen. Dit is ten dele waar, maar zeker niet helemaal.

Allereerst hebben we heel lang de discussie gehad dat er juist bij langer leven meer gespaard moest worden. Toen gingen we er vanuit dat we al die extra tijd zouden gaan ‘pensioneren’. Nu doen we precies het omgekeerde. Alle tijd moet gebruikt worden om te werken. Het is mijn standpunt dat beide stellingen op termijn onhoudbaar zijn.

Ja, we moeten langer doorwerken, maar het is irreëel om elk jaar gestegen levensverwachting te zien als een extra jaar werken. Uit internationaal onderzoek blijkt de levensverwachting voor Nederlanders die de 65 halen, sneller toe te nemen dan het aantal gezonden levensjaren. We leven dan wel langer, maar niet evenredig langer gezond. Een jaar extra langer leven is dus niet een jaar langer gezond blijven werken! De wal zal het schip dus gaan keren.

Daar komt nog het volgende bij:

  • Langer doorwerken is in heel veel sectoren niet geregeld.
  • Jongeren komen steeds later op de arbeidsmarkt.
  • Er is de afgelopen periode jaren niet geïndexeerd. Hierdoor hebben jongeren minder opgebouwd. Dit is binnen ons systeem een relatief nieuw probleem.

Zoals gezegd, in de praktijk heeft de gemiddelde ABP-deelnemer die nu pensioneert maar 29 jaar pensioen opgebouwd! Er is een lange weg te gaan – de coalitie rekent zich ten onrechte rijk!

Premieverlaging vertalen naar meer loon: een heel gevecht

Het klopt dat als de premie van werknemers wordt verlaagd, dit meer koopkracht en belastingopbrengsten betekent. Echter, de meeste premie komt via werkgeversbijdragen binnen en die zullen dit extraatje maar wat graag willen incasseren! Werknemers worden hierdoor benadeeld, zij verliezen meer aan pensioen dan dat ze aan nettoloon terugzien. Ik hoef denk ik niet uit te leggen wat wij als vakbonden hiervan vinden. Dit gaat een enorm conflict opleveren.

Waarom bezuinigden we ook al weer?

Dan het slot: waarom moeten we ook alweer bezuinigen? Voor de vergrijzing toch? Voor later toch? Hé maar waren dit niet dezelfde redenen om geld weg te zetten in een pensioenfonds? Tsja, daar hoor je de coalitie niet over. Hier zijn twee simpele reden voor. Eén: Brussel kijkt niet naar uitgestelde belastingopbrengsten in de pensioenfondsen bij zijn beoordeling of landen voldoen aan de 3%-norm. De pensioenpotten plunderen betekend dat we beter aan deze Brusselse norm kunnen voldoen. Twee: de liberalen  vinden het niet erg ons  collectieve pensioensysteem af te breken omdat deze niet in hun ideologie past.  Volgende vraag: wil ik als jongerenvoorzitter binnen de Abvakabo FNV om deze twee redenen het goede pensioen van jonge gevangenisbewaarders en verpleegkundigen opofferen? Ik dacht het niet!

Meer dan genoeg redenen, om in het geweer te komen tegen deze versobering. Als vakbeweging hebben we hard geknokt voor een goede collectieve pensioenvoorziening. Deze willen we als vakbondsjongeren beschermen voor de toekomst. Want teruggang is alles behalve progressief.

Peter de Haan is voorzitter sectorbestuur jongeren ABVA KABO FNV


Peter de Haan avatar

Deel Dit ARtikel

Verder Lezen?