Masterclass Pieter Winsemius

Donderdag 17 januari ging Jong WBS in discussie met Pieter Winsemius. Winsemius is behalve oud-consultant bij McKinsey, oud-minister, oud-voorzitter van Natuurmonumenten, bijzonder hoogleraar management duurzame ontwikkeling en lid van de WRR vooral een verbinder. Hij begrijpt het abstracte, het grote, de wereld en onderstreept tegelijk het belang van het concrete, het kleine, de straat. Hij leest de wereld en deelt zijn kennis graag met anderen.

Foto: Vincent de Haan

Zijn analyse van maatschappelijke ontwikkelingen is gestoeld op vier burgerschapsstijlen die door Motivaction zijn ontwikkeld.

  • De 15 a 20 procent volgzamen of plichtsgetrouwen vindt men terug in kleine dorpen, eerste generatie allochtonen en volksbuurten met een actief verenigingsleven en sociale controle (werk is een roeping, oudere generatie).
  • De 25 procent niet-uitgedaagden of pragmatici zijn gericht op het eigen (financiële) belang. Zij moeten de juiste vraag voorgelegd krijgen, dan worden ze actief.
  • De 30 a 35 procent overvraagden of buitenstaanders  hebben een druk (werk)leven en zijn niet in staat politiek deel te nemen (1,5 verdieners in Vinex wijken).
  • De 25 procent actieven of verantwoordelijken willen zinvol bezig zijn en hebben hiervoor de tijd en de middelen (cultural creatives, werk wat ertoe doet). Zij leven in buurt overstijgende gemeenschappen en subculturen.

De waarden van het individu worden gevormd in de eerste 24 levensjaren. De trend is dat het aantal plichtsgetrouwen en het aantal verantwoordelijken afneemt. Dit komt doordat jongeren deze waarden niet langer onderwezen krijgen thuis en op school. De groep pragmatici en buitenstaanders zal toenemen. Met name voor de groep buitenstaanders is structuur in onderwijs en werk belangrijk.

Om de afstand tussen politiek en burger die Winsemius waarneemt te verkleinen zijn er drie voorwaarden:
1. De politiek/overheid moet aansluiten bij de behoeften van mensen;
2. de samenleving heeft verbinders nodig;
3. de politiek/overheid moet de burger serieus nemen.

Om als politiek  te kunnen aansluiten bij de behoefte van mensen moet men rekening houden met de geschetste burgerschapsstijlen. De groepen die groter worden, de overvraagden en niet-uitgedaagden moeten tegemoet gekomen worden. Om dat te kunnen doen heeft Nederland verbinders nodig die de taal van de mensen spreken. Winsemius noemde oud-Wethouder van Utrecht en partijvoorzitter van de PvdA Hans Spekman als voorbeeld van zo’n verbinder. Hij heeft in zijn tijd als wethouder acht hostels voor verslaafden geplaatst door buurtbewoners in ruil voor de hostels tegemoet te komen in hun behoeften. De wijkagent is een ander voorbeeld van een cruciale verbinder, die in tijden van bezuinigingen en ‘terug naar kerntaken’ onder druk staat. Bezuinigen op deze verbinders is volgens Winsemius een misvatting, die zorgt voor een toename van de kloof tussen burger en politiek. Tot slot moet de overheid de burger serieus nemen door hem van informatie te voorzien. Het burgernet is hiervan een goed voorbeeld.

Duurzaamheid
Deze uitgangspunten kunnen volgens Winsemius op duurzaamheid worden toegepast, omdat hij het begrip zowel groen (milieu) als rood (sociaal) benadert. We moeten ervoor zorgen dat we het dagelijkse (energie besparen en woonlasten verlagen) met het strategische (toekomst woningmarkt) zien te verbinden. Nederland voert op dit moment een belabbert energiebeleid en het zijn de grote bedrijven die in the lead zijn. Nederland staat Europees onder Griekenland op gebied van duurzaamheidsbeleid.

Als de overheid beleid wil maken op gebied van duurzaamheid moet zij rekening houden met vijf markten:
1. De markt van producten en diensten (bedrijven nemen hier nu het voortouw);
2. De Financiële markt (de doorbraak hoeft men hier niet te verwachten);
3. Arbeidsmarkt (in potentie de drijvende markt, krapte verwacht);
4. Burenmarkt (ontwikkelingen in de omgeving, geen megastallen dus);
5. Markt voor zingeving (politiek, maatschappelijke bewegingen).

Doordat pragmatici kunnen kiezen in welke markt zij actief willen zijn weten bedrijven (en overheden) niet waar ze aan toe zijn. Het is bovendien de vraag in hoeverre het poldermodel met zijn representatieve groeperingen hierop nog wel van toepassing is.

Er ontstaan ook nieuwe massabewegingen als Anonymous die in eerste instantie tegen iets zijn, zoals alle massabewegingen bij aanvang. Op een gegeven moment vormen ze zich om en veranderen ze van aard. Er is echter in bewegingen als Anonymous en ook Occupy geen duidelijke leiding en de bewegingen opereren met een veel lossere structuur dan dat we gewend zijn van massabewegingen. Er is geen lidmaatschap bijvoorbeeld.

Wat kan de overheid hiermee? De overheid moet volgens Winsemius vooral informatieverstrekkend optreden en de beoordeling van deze data of informatie voorleggen voor publieke beoordeling.


Micha Lubbers avatar

Deel Dit ARtikel

Verder Lezen?