Niet meer of minder EU, maar meer openheid

Meer nog dan ooit tevoren leek het tijdens de afgelopen Europees verkiezingscampagne te draaien om één enkele tegenstelling: voor of tegen de EU? Dat is jammer, want het grote politieke vraagstuk waar de EU de komende jaren voor staat gaat niet over meer of minder, maar of we erin slagen om de besluitvorming democratisch te laten functioneren. En daarvoor zal de EU vooral veel transparanter te werk moeten gaan.

Het Grote Europadebat

“Deze keer is het anders”, preek er de afgelopen weken in grote letters op het Berlaymont, in een poging van het Brusselse hoofdkwartier om het rumoer onder het Europees electoraat om te zetten in stemmen. Eurofiel of Eurofoob, het maakt niet uit, hield het Europees Parlement ons middels Facebook-advertenties voor, als je maar gaat stemmen. En van de Spitzenkandidaten tot het politiek front Wilders-Le Pen: men struikelde over elkaar om uit te leggen wat er allemaal prachtig of verwerpelijk is aan de Europees overheid.

In Nederland leek er de afgelopen tijd langzaam een kentering gaande. De EU mag zich op de nodige media-aandacht verheugen. NRC Handelsblad ontkrachtte ‘zeven mythes over de EU’ (“de begroting gaat juist omlaag, niet omhoog”), de Volkskrant bood een podium aan een Eurofiele scholier (“ik ben voor de Verenigde Staten van Europa”), en de Elsevier maakte zich druk over de immigratie (“Europa moet binnengrenzen gaan bewaken”).

Zo is er, mede als gevolg van de meervoudige economische crisis waarop de EU met drastische maatregelen reageerde, een levendig debat over Europa ontstaan dat de tegengestelde opvattingen tussen verschillende groepen van de bevolking goed naar voren brengt. Decennialang hebben burgers passief langszij gestaan en voelden zij zich niet gehoord. Dit kwam op twee manieren tot uiting: desinteresse en vervreemding. Nu treedt er eindelijk een ontwikkeling op die veel eerder had moeten plaatsvinden: de EU wordt aan ons uitgelegd en er wordt publiekelijk gedebatteerd over de (al dan niet gezamenlijke) toekomst van Europa.

Jammer alleen dat de Europa-discussie altijd verzandt in een plat voor of tegen. Zowel de man in de straat als de kamergeleerde op de universiteit voelt aan dat dit niet de keuze is waar het werkelijk om gaat. Het resultaat: meer apathie onder het brede electoraat, vertwijfeling onder de Nederlandse intelligentsia en wederom een historisch lage opkomst.

Niet meer of minder, maar opener

In feite leidt het geroep om meer of minder EU af van een fundamentelere vraag. Deze gaat niet zozeer over de gewenste richting van de EU, maar over het proces waarmee we de richting bepalen. Kort gezegd: hoe komen besluiten tot stand in de EU, en als dit mij als burger niet aanstaat, hoe stuur ik de besluitvorming dan bij? De meeste kiezers zijn al dusdanig ontmoedigd door de eerste vraag (en worden constant gelijkgesteld in hun beeld van een ingewikkelde EU), dat ze al afgehaakt zijn voordat ze überhaupt aan de tweede vraag toekomen.

Op de lange termijn is dit de doodsteek voor de democratie. Want, zoals Jürgen Habermas vorig jaar stelde in zijn boek The Crisis of the European Union: die Europese trein dendert ondertussen gewoon verder, met of zonder instemming van de burgers. En, om in de metafoor te blijven: de afstand tussen de Unie en zijn burgers wordt daardoor met de dag groter. De uitdaging waar het Europees Parlement, onze Europese volksvertegenwoordiging, de komende jaren voor staat is dus in de eerste plaats niet om meer of minder, maar een ópener EU te realiseren.

Dat dit ook gaat lukken is nog verre van zeker. Alhoewel het Parlement zich al sinds de jaren tachtig uitspreekt voor meer transparantie, is het gebrek daaraan in de Europees besluitvorming endemisch. Dat uit zich op verschillende manieren. Allereerst opereren de nationale Ministers, verzameld in de Raad, sinds jaar en dag volgens de normen van de diplomatie. De tijd dat zelfs de uitkomsten van onderhandelingen binnenskamers bleven is inmiddels voorbij, maar de gewoonte om onderhandelingen over belangrijke deals in het geheim te voeren is nog springlevend. Daarmee vindt in feite het belangrijkste deel van het Europees wetgevingsproces tijdens de onderhandelingen achter gesloten deuren plaats, een handelingswijze die door de Raad nog altijd met hand en tand wordt verdedigd. Nog dit jaar verloor de Raad voor het Europese Hof van Justitie een zaak die was aangespannen door een Spaanse NGO die inzage in de posities van lidstaten in een wetgevingsprocedure was geweigerd. In plaats van zijn besluitvorming op de geest van deze uitspraak aan te passen, verkende de Raad direct de mogelijkheden om besluitvormingsdocumenten alsnog geheim te houden (zie o.a. dit –deels gecensureerde– document).

In sommige gevallen, waaronder een groot deel van het Europees crisispakket, wordt het Europees Parlement door dit ontransparante proces vrijwel geheel buitenspel gezet (zie hierover dit eerder op Stuuf gepubliceerde stuk). Maar ook waar het Europees Parlement op gelijke voet meebeslist over wetgeving, wordt het meegezogen in een weinig transparante besluitvormingscultuur. Zo worden, om de besluitvorming te versnellen, wetvoorstellen stelselmatig informeel tussen het Parlement en de Raad uitonderhandeld in zogenoemde “trialogen” (waarbij de Commissie de derde partij vertegenwoordigt). De enige informatie die anderen dan de onderhandelaars bereikt, is de uitkomst van de onderhandeling. De onderhandelingen blijven doorgaans geheel ongedocumenteerd, en Europarlementariërs wordt een voorstel voorgelegd waarover nog maar weinig discussie mogelijk is. Hoe is een Europees besluitvorming die al voor de volksvertegenwoordiging slecht toegankelijk is te verkopen aan de burger, die er nog veel verder vanaf staat?

Een transparantere EU begint bij het Parlement

Zo wijzen de verschillende instellingen over en weer naar elkaar met de beschuldigende vinger. Een herziening van de Europese wet die openbaarheid van documenten regelt liep daardoor na vijf jaar onderhandelen vast, en sluit anno 2014 nog steeds niet aan op de in het Verdrag van Lissabon vastgestelde transparantie-vereisten.

Het Europees Parlement is echter niet onverdeeld de good guy die bad guy de Raad aanspreekt op zijn ongeoorloofde gedrag. Wanneer het transparantie van de eigen handelingen betreft, reageert het Parlement vaak even krampachtig. Zo weigerde het in 2005 aan de Nederlandse journalist Gert-Jan Dennekamp inzage te geven in deelname van haar leden aan een aanvullende pensioenplan, en verdedigde het deze positie tot in de rechtbank. Europarlementariër Van Baalen weigerde eerder dit jaar om inzage te geven in de donaties die hij ontving van donoren, omdat hij dit niet verplicht was. En toen vorig jaar de Duitse waakhond Transparency International het Europees Parlement vroeg om mee te werken aan een onderzoek naar de verankering van integriteit en verantwoording, weigerde het Parlement mee te werken. Met deze halfslachtige houding ondermijnt het Europees Parlement zijn eigen geloofwaardigheid als voorvechter van een democratische Europees Unie.

De afgelopen weken bewoog het Europees Parlement hemel en aarde om burgers aan het stemmen te krijgen – met een beperkt resultaat. Maar de democratische malaise in de EU gaat dieper dan een campagne. Een oproep aan burgers om te gaan stemmen is in de eerste plaats een appèl tot deelname aan het democratische leven. Dit zal geen weerklank vinden als burgers stelselmatig de toegang tot belangrijke informatie weerhouden wordt. Meer of minder EU, de eerste prioriteit is dat de discussie in alle openheid wordt gevoerd. Het zou dan ook passend zijn als het Europees Parlement de komende jaren alles op alles zet om de Europese besluitvorming transparanter te maken.

 


Maarten Hillebrandt avatar

Deel Dit ARtikel

Verder Lezen?